Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 309]
| |
XI. De Graaf van Nieuwenaar komt ongelukkiglyk om.Omtrent twee maanden na het omkomen van Schenk, raakte de Graaf van Nieuwenaar even ongelukkig aan zyn einde. Te Utrecht, bezig met het bezigtigen der krygsbehoeften, geschikt tot het ontzet van Rynberk, welk toen nog niet over was, valt 'er een vonk in 't buskruid, twee nieuwlyks uitgevonden' schietgereedschappen springen los, en kwetsen den Graaf zo gevaarlyk, dat hy, na tien dagen, overleedt. Hy was met de Weduwe van den onthalsden Graave van Hoorne gehuwd geweest; doch hadt geene kinderen by haar verwekt. Met zynen dood, vielen de Stadhouderschappen van Gelderland, Utrecht en Overyssel open. Doch zy werden eerst, in de twee volgende jaaren, vervuldGa naar voetnoot(a). De Graaf van NieuwenaarGa naar margenoot+ hadt, weinige dagen voor dat hem dit ongeluk trof, te samen met de Staaten 's Lands van Utrecht, de Wet der Stad, naar gewoonte, vernieuwd. Hy beweerde eerst, dat hem dit regt alleen toekwam, zig, onder anderen, behelpende, met het gevoelen van den Advokaat Oldenbarneveld, hem, in 't jaar 1587, overgeschreeven. Doch de Staaten hem hebbende doen verstaan, dat zy, by zyne aanstelling tot Stadhouder, hieromtrent, een byzonder verding met hem gemaakt hadden, waaraan zy zig gaarne zouden houden, zonder dat zy egter voorhadden, zyn gezag eenigszins te besnoeijen; liet hy zig gezeggen, en geschiedde de | |
[pagina 310]
| |
vernieuwing der Wet, met onderling overleg van hem en de StaatenGa naar voetnoot(b). Ga naar margenoot+ 't Mislukken van den aanslag op Nieuwmegen scheen den Staatschen de lust benomen te hebben, om dit jaar iets van belang, hieromtrent, te onderneemen. Daarentegen, maakte de Hertog van Parma, na dat hem Geertruidenberg in handen gevallen was, zig tot eene nieuwe belegering gereed. Men vernam haast, dat hy 't op Heusden gemunt hadtGa naar voetnoot(c). De onderneeming werdt Graave Karel van Mansfeld toevertrouwd, die zig, vooraf, door verraad, zogt meester te maaken van Bommel, alwaar zyn toeleg ontdekt, en, in de medewustige inwooners, gestraft werdt. Maar 't beleg van Heusden werdt, in den aanvang van Zomermaand, ondernomen. Karel van Levin, Heer van Famars, geboodt binnen deeze vesting. Hy schreef den Staaten en Prinse Maurits terstond om volk en voorraad. De Prins zogt, in Oogstmaand, eenige vendelen in de Stad te brengen. Doch zy werden, gedeeltelyk, geslaagen door de Spaanschen, die, in de Bommelerwaard gevallen,Ga naar margenoot+'t Huis te Heel belegerden en innamen. Mansfeld zogt, daarna, ook de Voornerschans te bemagtigen: doch Maurits, die zig, geduuriglyk, in deezen oord onthieldt, onaangezien de Staaten hem schier dagelyks vermaanden, dat hy zig buiten 't gevaar zou begeevenGa naar voetnoot(d), noodzaakte hem spoedig tot het opbreeken van het ondernomen beleg, | |
[pagina 311]
| |
De muitery der Spaansche knegten in de Bommelerwaard, die geweigerd hadden over de Waale te trekken, zo men hun vooraf geene betaaling bezorgde, stremde de voornaamste aanslagen des vyands, welken, door 't vertrek der muiteren naar Graave, geheellyk verydeld werdenGa naar voetnoot(e). 't Beleg van HeusdenGa naar margenoot+ werdt egter nog voortgezet tot in Wynmaand; doch toen ook vrugteloos opgebrokenGa naar voetnoot(f). |
|