Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijX. 't Beleg van Rynberk wordt voortgezet.Na 't overgaan van Bon en Wagtendonk, besloot Parma, het beleg van Rynberk, dat, voor ruim twee jaaren, was aangevangen, sterker voort te zetten. De last hiertoe werdt Graave Karel van Mansfeld opgedraagen, die, eerlang, met zeventig vendelen, voorGa naar margenoot+ de Stad kwam. In den aanvang des jaars 1589, hadden 'er de Staatfchen nog eenigen voorraad weeten binnen te krygen. De Overste Schenk, wien de zorg voor deeze Stad aanbevolen was, hadt zig, na 't verlies van | |
[pagina 305]
| |
Bon, welk men, zyns oordeels, hadt moeten ontzetten, ten hoogste misnoegd getoondGa naar margenoot+ op de Staaten, zelfs tot zo verre, dat men hem, in den Haage, verdagt hieldt van eenen aanslag op 't Huis te WykGa naar voetnoot(m), en op andere Plaatsen. Ook waren zyne knegten zeer muitziek: waarom men zig van hem en zyn volk weinig dienst belooven kon, tot behoudenis van Rynberk. Zelfs liet hy zig verluiden, dat hy den dienst der Staaten verlaaten wilde: 't welk de Staaten zeer bekommerd maakte voor Rynberk. Nieuwenaar en Villers, welke laatste, op 't einde des jaars 1587, tegen twee Spanjaards, uitgewisseld, en tot Veldmaarschalk aangesteld wasGa naar voetnoot(n), hadden egter, in 't spyzigen van Rynberk, nog eenige hulp van Schenk weeten te trekkenGa naar voetnoot(o). Ook werdt hy, in zo verre, te vrede gesteld, dat hy, reeds gestoord op de Spaanschen om het bemagtigen van zyn Huis Blyenbeek, dat, in Zomermaand, verlooren werdtGa naar voetnoot(p), zig beweegen liet, om, op nieuws, voorraad binnen Rynberk te brengen: 't welk hem, omtrent het einde van Hooimaand, gelukteGa naar voetnoot(q). De belegeraars waren, midlerwyl, gesterkt geworden, door eenen hoop volks onder Markus van Rye, Markgraave van Varrabon, die thans Stadhouder van Gelderland was van 's Konings wege. Weinige dagen hierna, geraakte | |
[pagina 306]
| |
Schenk ongelukkiglyk aan zyn einde, gelyk wy, in 't vervolg, zullen melden. De tyding hiervan verbaasde de belegerden geweldiglyk. Men zondt, op nieuws, aan de Staaten om onverwylde hulpeGa naar voetnoot(r). Doch 't liep aan tot in Wynmaand, eer de Stad wederom voorzien werdt van voorraad, die 'er, door Overstein, Podelits en François Vere, met groot gevaar, werdt binnen gebragt. Graaf Karel van Mansfeld, daarna, de schans voor Rees belegerd en ingenomen hebbendeGa naar voetnoot(s),Ga naar margenoot+ benaauwde de Stad meer en meer. 't Liep egter aan, tot op den derden van Sprokkelmaand des jaars 1590, eer zy, by verdrag, aan hem opgegeven werdt. Men rekende, dat Gelderland het meeste leedt, by 't verlies van Rynberk, welk, voor de Vereenigde gewesten in 't gemeen, zo zwaar niet gewoogen werdtGa naar voetnoot(t). De Oud-Keurvorst Truchses, op wiens naam, de kryg in deezen oord gevoerd was, kreeg, na 't verlies van Rynberk, eenen weerzin in denzelven. Hy hadt den Staaten, met naame die van Holland, veel gelds gekostGa naar voetnoot(u), en was, reeds in Zomermaand des jaars 1589, uit Holland, naar Duitschland vertrokkenGa naar voetnoot(v). Het Huis te Honsel of Hontsholredyk, alwaar hy zyn verblyf gehad, en welk, onder de verbeurd verklaarde goederen van den Graave van Aremberg, behoord hadt, werdt, sedert, | |
[pagina 307]
| |
door de Staaten van Holland, aan Prinse Maurits geschonkenGa naar voetnoot(w). Met het begin des jaars 1589, waarvan hetGa naar margenoot+ verhaal van den uitslag der Belegeringe van Rynberk ons een weinig heeft afgeleid, hadt de Overste Schenk wederom eenen aanslag gesmeed op Nieuwmegen, door heimelyk verstand met eenige burgers. Doch gebrek van volk en hoog water in de Waale was oorzaak, dat dezelve, voor dien tyd, niet voortgingGa naar voetnoot(x). Hy hervatte dien dan, in Oogstmaand, en komt, op den tienden, in 't holst van den nagt, met omtrent twintig schepen en vyf pleiten, gepropt met krygsvolk, van 's Graavenwaard of Schenkenschans, de Waal afzakken, tot voor de Stad. De S. Antonis Poort werdt opgeloopen. Ook deedt hy de yzeren tralien breeken uit een huis, waardoor hy op de markt meende te geraaken. Doch 't ongeluk wilde, dat men hier juist bruiloft hieldt, en derhalve op de been was. Dus kon de toeleg niet verhoolen blyven. In een' oogenblik, raakte de burgery en de bezetting in 't geweer. 't Ingenomen huis werdt beschooten en overweldigd. Schenks volk werdt 'er uit, en naar de poort gedreeven. Hier zogt elk zig te bergen in de schepen en pleiten, die, door den sterken stroom, gedeeltelyk, de Stad voorby gedreeven waren. Eenige vaartuigen werden zo zeer overlaaden met volk, dat zy omsloegen of zonken. De Overste Schenk, die, zwaar gewapend | |
[pagina *7]
| |
De Overste Maarten Schenk verdrinkt, voor Nieuwmegen, in 't jaar 1589.
Is. Tirion excud. | |
[pagina 308]
| |
zynde, in eene schuit, gesprongen was,Ga naar margenoot+ raakte, door 't omslaan der zelve, in 't water, en ging terstond te gronde. Die van Nieuwmegen vonden, naderhand, zyn lyk, waarvan zy 't hoofd en de vier deelen, op en omtrent de S. Antonis poorte, ten toon stelden. Varrabon deedt egter de stukken, kort hierna, in eene kist bewaaren, die, Prins Maurits, twee jaaren laater, na 't overgaan der Stad, eerlyk begraaven liet. Zo deerlyk een einde hadt Maarten Schenk van Nideghem, die, van de laagste Krygsdiensten, tot de waardigheid van Veldoverste, opgeklommen, en, door Leicester, Ridder geflaagen was. Men wil, dat het hem nimmer aan moed, somtyds aan beleid en voorzigtigheid gehaperd hebbe. Drie dagen voor zynen dood, hadt hy, op de Lipperheide, nog eenen hoop Spaanschen, die naar Friesland toog, geslaagen. Voor Nieuwmegen liet hy omtrent tweehonderdenvyftig der zynen. De overigen bergden zig, door deGa naar margenoot+ vlugtGa naar voetnoot(y). De bezetting van 's Graavenwaard sloeg, terstond na het omkomen van haaren Overste, aan 't muiten, vorderende volle betaaling, of van de Staaten, of van Schenks Weduwe, de Vrouwe van Afferden. 't Liep aan tot in Wynmaand, eer zy zig stillen liet. De Staaten, haar eenige voldoening verzorgd hebbende, deeden haar naar Utrecht en naar verscheiden' Steden in Gelderland vertrekken, en bragten nieuw volk in de schanseGa naar voetnoot(z). |
|