Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 292]
| |
temaand af, doen belegeren, door den Prinse van Chimai. In Grasmaand, hadtGa naar margenoot+ Joan Baptist Tassis, die zig in 't Spaansche Leger bevondt, en de vesting, by nagt, kwam bespieden, het ongeluk van door eenen jongen, dien men buiten geslooten hadt, met een lood, door 't hoofd, getroffen te worden, dat hy 't bestierfGa naar voetnoot(s). De Spaanschen verlooren aan hem eenen hunner dapperste Krygsluiden. 't Beleg van Bon duurde wel zes maanden. Schenk en de Oud-Keurvorst Truchses hielden sterk aan by de Staaten, om ontzet. Doch alzo 's Lands gereedste middelen, ten deezen tyde, tot den oorlog te water besteed moesten worden, vondt men zig buiten staat, om hun behoorlyk by te springen. Parma zondt, na 't vertrek der Spaansche Vloote, ook meer volks, voor Bon; waarom Schenk, eindelyk, den Baron van Podelits, die in de Stad geboodt, bevel gaf, om zig, ten besten doenlyk, te verdraagen met den vyand. Op den negentienden van Hersstmaand, werdt de Stad opgegeven. De bezetting trok 'er uit, in volle rusting, wordende begeleid naar RynberkGa naar margenoot+ en WagtendonkGa naar voetnoot(t), de naaste vestingen, die de Staatsche zyde hielden. Doch Wagtendonk viel, eerlang, den Spaanschen in handen. Graaf Pieter Ernst van Mansfeld sloeg 'er, terstond na het overgaan van Bon, 't beleg voor. 't Liep egter aan, tot op den twintigsten van Wintermaand, eer hem de Plaats, daar weinig volk en voorraad bin- | |
[pagina 293]
| |
nen was, werdt opgegeven. Mansfeld ontvingze, in den naam van Ernst van Beyeren, Aartsbisschop van Keulen; schoon hy 'er Spaansche bezetting in liet. 't Gros zyner benden deedt hy toen de winterlegeringen betrekken in 't Land van Gulik: dat, schoon onzydig, den overlast der Spaanschen dulden moestGa naar voetnoot(u). Het Leger des Hertogs van Parma schoor, deezen winter, Brabant kaal; gelyk het, te vooren, Vlaanderen gedaan hadt. |
|