Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijVI. Aanslag van Parma op Thoolen.Maar Parma, verdrietig over den ongelukkigen uitslag der onderneeminge op Engeland, liet zig, als tegen zynen zin, overhaalen, tot het onderneemen der belegeringe van Bergen op Zoom, de eenigste Stad in Brabant, zo men Willemstad niet rekent, die thans de Staatsche zyde hieldt. De Stad en het Eiland Thoolen in Zeeland waren, slegts door eenen arm der Schelde, de Vossemaar genoemd, afgescheiden van het Land van Bergen op Zoom, en zeer gelegen, om de vesting, van daar, van al het noodige te voorzien. Doch om dit te beletten, besloot Parma zig eerst van Thoolen te verzekeren. Montigni en Oktaaf, een der jonge Graaven van Mansfeld, werden, met agthonderd man, derwaards gezonden: die, 't laagste water waarneemende, door de Vossemaar Jobberden, gedekt van tweeduizend schut- | |
[pagina 290]
| |
ters, die op den dyk lagen. Doch Everard, Graaf van Solms, die op 't Eiland geboodt, belette hun de landing, en dreef hen, met verlies van vierhonderd man, door 't water, te rug. Montigni en Mansfeld raakten vast in 't slyk, en werden, niet dan met veel moeite, gered door de hunnen. Naderhand bragten de Staaten meer volks in 't Eiland; zo dat Parma den moed om het te bemagtigen verlooren gafGa naar voetnoot(o). Ga naar margenoot+ 't Beleg van Bergen op Zoom werdt egter ondernomen. Op den drie-entwintigsten van Herfstmaand, vertoonden zig de Spaanschen voor de Stad, die nu, uit Zeeland en uit Holland, van al 't noodige voorzien werdt. Prins Maurits en de Gemagtigden der Staaten begaven zig, eerlang, derwaards. Ook bevondt zig, binnen de vesting, de Engelsche Krygsbevelhebber Willougby. De belegerden vielen wakker uit, en deeden denGa naar margenoot+ vyand veel afbreuk. Van de twee schansen, tusschen de Stad en de Schelde gelegen, zogt Parma de eene, de Noordschans genoemd, eerst door geweld, en toen dit niet gelukte, door verraad, te bemagtigen. Een Zoetelaar en een Engelsche Vendrig, Grimston geheeten, lieten zig, naar 't scheen, beweegen, om Parma den weg te wyzen tot het inneemen der schanse: doch Thomas Morgan, Bevelhebber van Bergen op Zoom, bestierde deezen handel; die, met zyne kennis, ondernomen werdt, om Parma te misleiden. De Hertog nogtans, meenende zyn stuk wis | |
[pagina 291]
| |
te neemen, liet zig niet in met de gewaande verraaders, dan onder beding, dat zy, geketend aan twee gewapende Krygsknegten, eenen hoop van drieduizend man naar de schanse geleiden zouden. Dit namen ze aan. Men vondt, voor de schans gekomen, de poort open. De leidsluiden, van de eersten vyftig man gevolgd, trokken naar binnen. Doch terstond hierop, liet men het tweede winket vallen. De ingekomen' Spanjaards, zig overmand ziende, durfden hunnen Leidsluiden niet aanvallen. Die van buiten, schoon bespeurende dat zy bedroogen waren, hadden egter herts genoeg, om, door de waadbaare graft, tegen de borstweering op te klauteren; doch zy werden hier zo ontvangen, dat zy, met verlies van agthonderd manGa naar voetnoot(p), te rug moesten. 't Mislukken deezerGa naar margenoot+ onderneeminge, en de geduurige regen, die 'er op volgde, deedt Parma, eerlang, besluiten, tot het opbreeken van het Beleg van Bergen. Tusschen den twaalfden en dertienden van Slagtmaand, verliet hy de StadGa naar voetnoot(q). Willougby trok hem na, en sloeg, in 't gezigt van den wykenden vyand, eenige Engelsche en Nederlandsche Heeren Ridder, uit den naam zyner KoninginneGa naar voetnoot(r). |
|