Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijV. De Koning van Spanje rust eene magtige vloot uit, tegen Engeland.De Vloot, die, in alle havens van Spanje en Italie, was uitgerust, bestondt uit omtrent honderdenveertig, meest zeer groote en zwaare schepen: behalve een goed getal van mindere vaartuigen. Zy was, met omtrent twintigduizend koppen, bemand. 't Opperbevel derzelve was Alfonzo Perez de Gusman, Hertoge van Medina Sidonia, opgedraagenGa naar voetnoot(v). In 't midden der Lente, werden de schepen, te Lisbon, byeen gebragt. Midlerwyl, hadt Parma een Leger van dertigduizend man, in Vlaande- | |
[pagina 284]
| |
ren, op de been, gereed om gescheept te worden in agtentwintig Oorlogschepen, die, in de haven van Duinkerken, verzameld waren. Vierhonderd platbodemde vaartuigen, ten deele, nieuwlings gebouwd, ten deele, aan alle kanten, opgekogt, dienden hem, om 't volk en den voorraad aan boord te voeren, langs verscheiden' vaarten, welken hy zelf, onlangs, hadt doen graavenGa naar voetnoot(w). In Engeland, en hier te Lande, scheen men weinig vrees te hebben voor de Spaansche Vloote. Sommigen maakten zig diets, dat zy slegts dienen zou, om de Westindische schepen te geleiden. Anderen dreeven, dat zulke groote schepen, in de enge Engelsche zeeën, weinig zouden konnen uitvoeren. Men stelde zig dan, naar gelang van 't gevaar, inGa naar margenoot+ geenen behoorlyken staat van tegenweer. De Vredehandeling vertraagde ook, meer of min, de toerustingen ten oorlog. In Holland, hadt men, in de groote en kleine Steden beide, reeds geraadpleegd, over de voorwaarden, welken men van Spanje behoorde te bedingenGa naar voetnoot(x). Zelfs hadt Prins Maurits dienstig gevonden, den Predikanten af te vraagen, of men vrede zou mogen maaken, zonder de vrye oefening van den Hervormden Godsdienst te bedingen. Hy wist, naamlyk, wel, wat zy hierop antwoorden zouden, en meende hen, die door Leicester zo zeer gevleid waren, in dit geval, veilig te mogen streelen, met de eere der raadpleeginge. Ook | |
[pagina 285]
| |
ontriedenze, gelyk hy verwagt hadt, alle vredehandeling, waarby de vrye Godsdienstoefening niet vooraf vastgesteld werdtGa naar voetnoot(y). Doch de sterke toerustingen in Spanje, en in de Spaansche Nederlanden, en eenige heimelyke berigten van het oogmerk derzelven deeden de Engelsche Koningin, eindelyk, ontwaaken uit haare zorgeloosheid. In Grasmaand, hieldt zy by de Staaten aan, om twintig Oorlogsschepen, en men besloot, haar met dezelve te dienen, schoon men toen, hier te Lande, nog onkundig scheen, of Filips het, op Engeland, of op de Vereenigde gewesten, gemunt hadt. In Zeeland, was men ook op zyne hoede, en begon zig, te wapenenGa naar voetnoot(z). Sommigen hadden den Koning geraaden, zig van Vlissingen meester te maaken, eer hy iets op Engeland ondername. Parma zelf was van dit gevoelen. Doch de Koning begreep het andersGa naar voetnoot(a). In Engeland, werdt, in alleryl, eene vloot uitgerust, en de oever van de Theems, ter plaatse, daar de landing gevreesdwerdt, bezet met Krygsvolk. De Spaansche Vloot, aan welke men, uit hoogmoed,Ga naar margenoot+ of om schrik te baaren, den naam van Onverwinnelyke gegeven hadt, stak, eindelyk, omtrent het einde van Bloeimaand, van Lisbon in zee. Zy was niet verre van Engeland, toen de Koningin, misleid door een loos gerugt, dat zy niet komen, immers lang agterblyven zou, haaren Admiraal Howard belastte, zy- | |
[pagina 286]
| |
ne zwaarste schepen te ontwapenen. En ditGa naar margenoot+ was maar even geschied, toen men de vyandlyke schepen in 't gezigt kreeg, die, meent men, in deeze verbaasdheid, het overige der Engelsche Vloote zouden hebben konnen slaan, en Engeland overvallen, zo zy geenen last gehad hadden, om niets te onderneemen, voor dat zy zig, met Parmas schepen, vereenigd hadden. Maar deezen werden vast beslooten gehouden, binnen de haven van Duinkerken, door den Engelschen Admiraal, Henry Seimours, en door de Hollandsche en Zeeuwsche schepen, onder den Heere van Warmond en Justinus van Nassau.Ga naar margenoot+ De Spaansche en Engelsche Vlooten raakten, niet voor den eenendertigsten van Hooimaand, aan elkanderen, voor Pleimouth. Een Spaansch Gallioen, zwaar beschadigd, door het schieten der Engelschen, werdt, den volgenden dag, veroverd, door den Admiraal Drake. Wat laater, sloeg de brand in 't schip van den Spaanschen Onder-Admiraal, Michiel d'Oquendo, welk, met verscheiden' menschen, voor een gedeelte, verteerd werdt, en voorts den Engelschen in handen viel. Des anderendaags, den tweeden van Oogstmaand, raakten de Vlooten wederom slaags. De Spaanschen verlooren toen verscheiden' schepen en een goed deel volks. Vier dagen laater, ankerde de Spaansche Vloot voor CalaisGa naar voetnoot(b). Herwaards zonden de Engelschen agt branders, die zo gelukkige werking deeden, dat de Spaansche Vloot geheel | |
[pagina 287]
| |
in wanorde raakte, en, met verlies van verscheiden' schepen, de wyk neemen moest. Het Gallioen van Don Diego de Piemontel, geheelGa naar margenoot+ reddeloos geschooten, werdt, onder Duinkerken, genomen, door het Hollandsch schip van Jonkheer Pieter van der Does, Onder-Admiraal van den Heere van Warmond, die een' veroverden wimpel, in de Kerke te Leiden, ophingGa naar voetnoot(c). Don Diego, in den Haage ondervraagd zynde, gaf opening van de gelegenheid en het oogmerk der vloote, verklaarende, dat men 't, daarmede, op Engeland gemunt hadt, zonder iets te willen weeten van eenen toeleg op de Vereenigde Nederlanden. Midlerwyl, hadt men zig, in Holland en Zeeland, op zyne hoede gehouden, wagten langs de stranden gesteld, en tonnen, kaapen en bakens weggenomenGa naar voetnoot(d). Een ander Spaansch schip, omtrent deezen tyd, by Blankenburg gestrand zynde, werdt, door de bezetting van Oostende, geplonderd.Ga naar margenoot+'t Gros der Vloote, toen niet veel boven de zeventig schepen sterkGa naar voetnoot(e), geenen kans ziende, om zig met Parmas schepen te vereenigen, en de Engelschen niet durvende afwagten, besloot, eerlang, noordwaardsaan, agter Ierland om, naar huis te keeren, door eene zee, op welke de Spaansche Stuurluiden t'eenemaal onbedreeven waren. Hier werdtGa naar margenoot+ het, in Wynmaand, van eenen hevigen en aanhoudenden storm beloopen, die veele schepen op de Iersche kusten deedt stran- | |
[pagina 288]
| |
denGa naar voetnoot(f). Men wil, dat 'er van de gantsche Vloot maar ruim vystig schepen in Spanje te rug gekomen zyn. Ook was de helft der manschap gesneuveld op deezen hagchelyken togt, en onder deeze zo veelen van edelen geslagte, die zig vrywillig scheep begeven hadden, dat de Koning het rouwdraagen, na verloop van eenige dagen, alomme, verbieden lietGa naar voetnoot(g), op dat de grootheid van 't verlies, aan de algemeenheid van het treurgewaad, niet te zeer blyken mogt. In Slagtmaand, kreeg men hier nog tyding uit Schotland, dat 'er, kort te vooren, een groot Spaansch Oorlogsschip, in 't westen van Engeland, gestrand was. Aanmerkelyk is 't, ondertusschen, dat de Engelschen, door 't geschut der Spaanschen, wel vry wat schade geleeden, doch geen een schip verlooren haddenGa naar voetnoot(h). In Holland, hadt men reeds beslooten, nog dertig Koopvaardyschepen in beslag te neemen, en ten oorloge uit te rustenGa naar voetnoot(i); doch 't vertrek der vyandlyke Vloote stremde de uitvoering van dit besluitGa naar voetnoot(k). Omtrent honderdenzestig Spanjaards, die men hier gevangen bekomen hadt, werden, in verscheiden' Steden en in den Haage, eenen geruimen tyd, bewaard, en niet geslaakt, zonder losgeld, welk, door den Hertoge van Parma, verschaft werdtGa naar voetnoot(l). De zege, op de Spanjaards behaald, werdt, in Engeland en | |
[pagina 289]
| |
hier te Lande, als een byzonder gunstbewys der Hemelsche voorzienigheid, aangemerkt, en op plegtige dankdagen gevierd. De Graaf van Leicester, wien de KoninginGa naar margenoot+ het opperbevel over haare Landmagt in Engeland opgedraagen hadt, overleedt, kort na 't vertrek der Spaansche Vloote, op den veertienden van HerfstmaandGa naar voetnoot(m), ten tien uuren des morgensGa naar voetnoot(n). Men was, hier te Lande, niet rouwig over zynen dood, alzo hy, tot kort voor den zelven, het misnoegen tegen de Staaten, door brief op brief, gevoed hadt. |
|