Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXVI. Looze Vredehandeling tusschen Filips en Elizabet.Midlerwyl, hadden beide Filips en Elizabet, om hunne oogmerken, ten nadeele van elkanderen, bedekter te houden, al in 't voorleeden jaar, eene Vredehandeling begonnen, door middel van twee Koopluiden, Andries de Loo, een' Antwerpenaar, en Augustyn Grafigna, een' Italiaan; doch te Londen woonagtig. De laatste handelde met de Engelsche Staatsdienaars: de Loo, die ook dikwils o- | |
[pagina 235]
| |
ver en weder reisde, met den Hertoge van ParmaGa naar voetnoot(w). Men scheen, van wederzyde, genegen tot de Vrede; doch men beoogde, van wederzyde, onder den schyn deezer Vredehandeling, tyd te winnen, en elkanderen flaauwhertig te maaken; om elkanderen, daarna, met te beter gevolg, te konnen beschadigen. Dit handelen, waarvan 't gerugtGa naar margenoot+ haast herwaards over waaideGa naar voetnoot(x), verwekte veel agterdogt, vooral in de Staaten van Holland, die toenam, doordien Oldenbarneveld, uit Bukhorst, verstaan hadt, dat de Koningin tot vrede neigde: welk zeggen de Ambassadeur, naderhand, ten aanhooren van den Advokaat, van den President van der Myle en van den Pensionaris Menyn, gestand deedtGa naar voetnoot(y), daar alleenlyk, tegen den Advokaat in 't byzonder, byvoegende, dat het geheim gehouden moest worden, alzo de Koningin, na de laatste onderneeming van Drake, van welker gelukkigen uitslag hy, maar even te vooren, de tyding gekreegen hadt, van gedagten zou konnen veranderd zyn. De Koningin en Leicester scheenen hem, sedert, deeze ontdekking kwalyk te neemenGa naar voetnoot(z). Maar men gaf, meen ik, deezen schyn slegts, om de Staaten te eer te doen denken, dat de Vrede der Koninginne ernst was; doch dat zy dit haar oogmerk, welk zy wel wist den Staaten niet te zullen smaaken, liefst bedekt | |
[pagina 236]
| |
gehouden hadt. Midlerwyl, werdt de Vredehandel langs hoe rugtbaarer, onder 't volkGa naar voetnoot(a). Elk sprak 'er van, als of Engeland en Spanje de zaak reeds genoegzaam eens waren geweest. In deezen stand der dingen, deeden Valke en Menyn den voorslag aan Holland, van welken wy gesproken hebben: waarmede Leicester, naar 't schynt, niets anders beoogd heeft, dan de Staaten, die hy wel wist afkeerig te zyn van de Vrede, te beweegen, tot het draagen van zwaarer lasten, zonder welken de oorlog niet gevoerd kon worden. Ondertusschen, hadt de voorslag eene geheele andere uitwerking. De gemoeden der aanhangelingen beide van Leicester en van de Staaten werden 'er zeer over ontsteld. Men begon te vermoeden, dat de Engelschen voorhadden, de Landen aan Spanje te verraaden. 't Haatelyk bedryf van Stanlei en Jork werdt opgehaald, en veelen konden zig niet onthouden van het den gantschenGa naar margenoot+ Engelschen Landaart te wyten. Leicester, derhalve, bespeurende, dat de voorslag de uitwerking niet hadt, die hy 'er van verwagtte, zogt de Staaten te doen gelooven, dat Valke en Menyn zyne meening kwalyk gevat hadden. Doch Menyn, die de voorzigtigheid gebruikt hadt van den voorslag, dien hy schriftelyk hadt overgeleverd, eerst in 't ItaliaanschGa naar voetnoot(1) te vertaalen, en dien Leicester voor te leezen, bewees het tegendeel, | |
[pagina 237]
| |
met het vertaalde voorstel, welk, door Leicester, hier en daar, verbeterd wasGa naar voetnoot(b).DeGa naar margenoot+ Graaf deedt, sedert, eene wydluftige verdediging van zyn gedrag in druk uitgaanGa naar voetnoot(c), waarin hy, aan den voorslag van Valke en Menyn, eenen anderen draai gaf. Hy zondtze den byzonderen Gewesten en Steden toe: ook den Raaden des Hofs van Holland, die 'er, eerlang, bescheidelyk, op antwoordden, en allen Vredehandel ontriedenGa naar voetnoot(d).Doch,Ga naar margenoot+ by 't ontvangen van dit antwoord, bestondt Leicester hevig uit te vaaren tegen Oldenbarneveld ‘die, in de Vergadering der Staaten, gezeid zou hebben, dat hy, by een afschrift van 's Graaven Berigtschrift, kon doen blyken, hoe deeze last hadt, om zig te doen magtigen, tot de onbepaalde Landvoogdye, waarna hy de Landen wederom onder den Spanjaard zou doen keeren.’ Diergelyk gesprek hieldt hy ook met gemagtigden der Staaten van HollandGa naar voetnoot(e). De RaadsheerenGa naar margenoot+ verklaarden, hiervan niets, maar wel eenige gerugten van Vredehandel vernomen te hebben, die scheenen van buiten te komen: waarop de Graaf hun, met vloeken en zweeren, dat hy geenen last tot handelen met den Spanjaard hadt, tot andere gedagten zogt te brengenGa naar voetnoot(f). De Koningin hadt den Agent der Staaten, Joachim Ortel, ook verzekering gedaan, dat zy tot gee- | |
[pagina 238]
| |
ne eindelyke Vredehandeling komen zou,Ga naar margenoot+ zonder de Staaten te kennenGa naar voetnoot(g) De Staaten van Gelderland en Utrecht, daarna ook antwoordende op Leicesters verdediging, gaven te verstaan, dat zy de gerugten van den Vredehandel hielden te zyn uitgestrooid, door de vyanden der Engelsche Regeeringe. Zy voegden 'er by, dat zy gezind waren, den Graave by 't opgedraagen gezag te handhaaven, of het zelfs te vermeerderen, was 't noodig; en dat zy hem en zynen Raade hunne gemeene middelen in handen wilden stellen, gelyk hy onlangs begeerd hadt. Doch die van HollandGa naar voetnoot(h), Zeeland en Friesland konden tot dit laatste niet besluiten, onaangezien men ook, in het laatstgemelde gewest, onlangs, wederom, zeer sterk gewoeld hadt, ten voordeele van Leicester. In Holland, marde men vast met antwoorden op Leicesters verdediging, om dat men verschilde, of zulks staatswyze, of door de byzondere Steden, behoorde te geschieden. Dordrecht schreef, afzonderlyk, aan Leicester, niet kwalyk naar zynen zin; doch met volstrekte verwerping der handeling met SpanjeGa naar voetnoot(i). Gouda hadt ook 's Graaven Brief afzonderlyk beantwoord, en, dat, met reden, vreemd schynen mag, in de Vredehandeling bewilligdGa naar voetnoot(k). |
|