Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 215]
| |
gemeene Staaten in Engeland een Geschrift overgeleverd; waarby de Staaten, boven de gewoonlyke twee tonnen schats ter maand, en vier ton buitengewoon op te brengen, nog tweeduizend ruiters, drieduizend knegten en duizend delvers, Hoogduitschen, beloofden te zullen onderhouden, zo de Koningin, boven de kosten, die zy reeds droeg, de Landen wilde geryven met eene leening van vyftig- of zestigduizend ponden sterlings, tot opregting eens Legers van dertien- of veertienduizend man te voet, zesduizend te paarde en duizend delversGa naar voetnoot(m). Naar antwoordGa naar margenoot+ op dit geschrift wagtten de gezanten eene poos: handelende, ondertusschen, met den Raad der Koninginne en met Leicester, die, t' eenigen tyde, hevig uitvoer tegen Buis, welke, schoon hy, sprak de Graaf, de galg verdiend hadt, egter, door de Staaten geslaakt, en wederom in den Raad van Staate getrokken was. Men antwoordde ‘dat zyne Doorlugtigheid Buis nimmer hadt willen doen te regt stellen.’ Doch de Graaf hernam, dat zulks valsch was, hebbende hy Buis Raadsheeren tot Regters gegevenGa naar voetnoot(n). Ook verneemt men, inderdaad, van elders, dat Leicester, pas voor dat Buis ontsnapte, het Hof van Utrecht en eenigen uit den Raad van Staate gemagtigd hadt, om over hem te zittenGa naar voetnoot(o). Eindelyk,Ga naar margenoot+ kreegen de Gezanten hun afscheid van de Koninginne, hierop uitkomende ‘dat zy geene genegenheid tot het aanvaarden der | |
[pagina 216]
| |
Heerschappye hadt: ook, voor dien tyd, nog geene gelegenheld, tot het verleenen van meerder hulpe, alzo zy, uit Spanje en van elders, met oorlog gedreigd werdt; doch zy zou, eerstdaags, den Baron van Bukhorst afvaardigen, om den staat der Nederlandsche zaaken, in den grond, te verstaan: waarna zy op het herzenden van Leicester en het vermeerderen van haaren bystand besluiten zou.’ Van dit bescheid deeden de Gezanten verslag in den Haage, op den eenendertigsten van LentemaandGa naar voetnoot(p). Ga naar margenoot+ Doch Rataller en Modet waren, veertien dagen te vooren, met gantsch ander berigt, uit Engeland, te Utrecht, te rug gekomen. Zy bragten mede, dat Leicester, haast, met meerder luister en in breeder bewind dan ooit te vooren, wederom herwaards stondt te keeren. Ook hadt de Koningin hun wederom eenen vleienden Brief, aan Burgemeesters en Schepens niet slegts, maar ook aan de Gemeente van Utrecht ter hand gesteld, die van 't Stadhuis werdt afgelezen. Leicester hadt, in 't byzonder, geschreeven aan de Burgerhopluiden, die, in hun antwoord, driftig uitvoeren tegen de opstellers van den Brief aan Leicester van den vierden van Sprokkelmaand. Deezen kreegen geenen beteren naam dan dien van Verraaders, en zouden, zeidenze, met alle de Staaten, op eenen dag, door de Burgery, verdelgd geworden zyn, zo men haar niet gezeid hadt, dat de brief, buiten bewilliging der byzondere Staaten, | |
[pagina 217]
| |
geschreeven was. Men vertoonde, omtrent deezen tyd, ook Brieven, die gezeid werden uit Engeland te komen; waarin, met gelyke verfoeijing, van den Brief van Sprokkelmaand gesproken, en geraaden werdt, den toorn der Koninginne, hierover opgevat, op de beste wyze, te stillenGa naar voetnoot(q). Doch menGa naar margenoot+ hieldt deeze brieven voor verzierd, en voor den opsteller Hugo Donellus, Hoogleeraar der Regten te Leiden, die hierom, en om dat hy kwalyk gesproken hadt van de Staaten en van Prinse MauritsGa naar voetnoot(r), afgezet werdt, van zyn amptGa naar voetnoot(s). Nogtans zonden die van Utrecht afschriften of uittreksels van deeze Brieven naar Gelderland, Overyssel, Friesland en de Ommelanden, zoekende deeze Landschappen te beweegen, tot eene verklaaring, dat zy geenen last gegeven hadden, tot het instellen van den Brief des vierden van SprokkelmaandGa naar voetnoot(t). Hun wroeten wrogtGa naar margenoot+ zo veel uit, dat die van Gelderland Joan van Wynbergen, hunnen Gemagtigde ter algemeene Staatsvergaderinge, om 't staan over 't afzenden des gemelden Briefs, uit den Haage te rug riepen: doch hy en de algemeene Staaten voelden zig, hierover, dermaate gebelgd, dat zy 't den Staaten van Gelderland, in scherpe Brieven, te kennen gaven. Ook meen ik, dat Wynbergen zyne plaats in de algemeene Staaten behieldtGa naar voetnoot(u). |
|