Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXVIII. De Staaten van Holland en Zeeland geeven Prinse Maurits meer gezag.De Staaten van Holland en Zeeland namen ook maatregels, om zig tegen den aanhang van Leicester te sterken, magtigende Prins Maurits ‘om 't gezag hem, by Lastbrief en Berigtschrift, als Stadhouder en Kapitein Generaal, opgedraagen, met derdaad te | |
[pagina 204]
| |
gebruikenGa naar voetnoot(k); om allen Oversten, bezetting houdende in de gemelde gewesten, lastbrief te geeven, en zig en den Staaten gehoorzaamheid en getrouwheid te doen zweeren.’ 't Veranderen der bezettingen steldenze aan hem of aan Hohenlo, zynen Luitenant, by goeddunken van de Staaten of derzelver gemagtigden. 't Verleenen der Patenten, tot inlegering of doortogt, moest op gelyke wyze geschieden: en men stelde, staatswyze, vast, Prins Maurits en Hohenlo, in dit hun opgedraagen gezag, te zullen handhaaven. Dordrecht alleen kantte zig een weinig, tegen deeze genomen'Ga naar margenoot+ maatregelsGa naar voetnoot(l). Voorts, besloot men, tagtig vendels knegten te werven, en onder 't gebied van Prinse Maurits te stellenGa naar voetnoot(m). Dit volk deedt den eed van getrouwheid aan de algemeene Staaten, blyvende by de Unie en handhaaving van den waaren Christelyken Godsdienst, met naame aan de Staaten van Holland, Zeeland en Westfriesland: dien van gehoorzaamheid aan Prinse Maurits, den Graave van Hohenlo, en den Hollandschen, Zeeuwschen en Westfrieschen Staaten en derzelver Gekommitteerde Raaden, beloovende men, wyders, ook den eed, aan LeicesterGa naar margenoot+ gedaan, te zullen naarkomenGa naar voetnoot(n). Voorts werden ook, in verscheiden' Hollandsche Steden, tot verzekering derzelven, in ge- | |
[pagina 205]
| |
volge van een besluit dier StaatenGa naar voetnoot(o), eenige knegten, in waardgeld, aangenomenGa naar voetnoot(p). De genoemde Staaten deeden de benden van Kleerhaage uit Gorinchem vertrekken, en stelden de Plaats onder bewind van Graave Filips, Broeder van Graave Willem Lodewyk van Nassau. Zy veranderden de bezetting van Woerden, en wisten Joan Bax van 't Slot te Muiden te krygen, welk hem, als de regte breidel voor Amsterdam, duur aanbevolen was, door LeicesterGa naar voetnoot(q). 't Zeeuwsch Regement, over welk Sidnei gebooden, en welk zig William Russel, zyn opvolger in 't bevelhebberschap over Vlissingen, toegelegd hadt, werdt aan den Graave van Solms gegeven. De Baron van Hohensaxen kreeg, by bewilliging des Graaven van Nieuwenaar, toezigt over de grenzen van Gelderland en Overyssel. Voorts stelde men, in Holland en Zeeland, ook orde op den kryg te water en op de goede betaaling van 't scheepsvolk, dat, onlangs, tweemaal, te Rotterdam aan 't muiten geslaagen, en niet dan met veele moeite wederom gestild wasGa naar voetnoot(r). Met al het welke, de byzondere Staaten toonden, hoe groot een gezag zy zig, elk in zyn gewest, toeschreeven, en welken weg zy dagten te houden, om 's Lands Regeering op eenen beteren voet te brengen. Men hadt, ten deezen zelfden einde, reeds te vooren, in | |
[pagina 206]
| |
Holland, beslooten, de zaaken van Regeeringe, wanneer de Staaten niet zaten, door Gekommitteerde Raaden, te doen beleiden; gelyk in Zeeland, Utrecht en Friesland geschiedde: waardoor de kennis derzelven den Hove Provinciaal onttrokken werdtGa naar voetnoot(s). Ga naar margenoot+ Midlerwyl, was het gebeurd, dat een hoop Staatsche knegten, getrokken uit Bergen op Zoom, tusschen Brussel en Namen, eenige luiden van aanzien hadden opgeligt: en onder dezelven, een' jong' Edelman, Kajus Rantsou genoemd, die, van wege den Koning van Deenemarke, in Spanje, eenigen voorslag van Vrede, tusschen Filips en Elizabet, gedaan, en daarvan ook, onlangs, met den Hertoge van Parma, gehandeld hadt. De soldaaten, hem, zo men, sedert, voorgaf, niet kennende, openden, onderweg, zyne koffers, en vonden 'er brieven in van den Spaanschen Koning en van Parma, 't werk der vrede betreffendeGa naar voetnoot(t). Voor eenige maanden, hadt men, ook tot deezen einde, eenen Deenschen Gezant in Engeland gezien, op den zelfden tyd, als Christoffel Sleskou, Sekretaris van Steven Battor, Koning der Poolen, in Holland gekomen was, om de algemeene Staaten, uit naame zyns meesters, tot bevrediging met den Koning van Spanje, hunnen wettigen Overheer, te vermaanenGa naar voetnoot(u). Doch met dit gezantschap was niets uitgerigt. Rantsou werdt, eerst naar Bergen, en van daar naar den Haage gebragt, | |
[pagina 207]
| |
daar de algemeene Staaten, zig ontschuldigende met de onkunde der soldaaten, hem in vryheid stelden, en hem zyne papieren weder gaven. De Koning van DeenemarkeGa naar margenoot+ nam, egter, het aantasten van zynen gezant en het doorsnuffelen van deszelfs papieren zo euvel, dat hy, daarna, wel zevenhonderd Hollandsche schepen in de Zond deedt beslaanGa naar voetnoot(u), en niet vryliet, voor dat zy hem dertigduizend Ryksdaalders hadden opgebragtGa naar voetnoot(v). Doch de kundigheden, gescheptGa naar margenoot+ uit Rantsous papieren, bewoogen de Staaten, tot het schryven van eenen wydluftigen brief aan de Koninginne, waarby zy zig, gelyk meermaalen te vooren, tegen alle vredehandeling met Spanje verklaarden, beweerende, met klem van redenen, dat men den Koning, al stondt hy schoon toe, 't gene men begeerde, niet vertrouwen kon. Men bespeurt, uit deezen Brief, dat de Deenen den Koning drie punten hadden voorgesteld, vryheid van Godsdienst in de Vereenigde Nederlanden, behoudenis van Voorregten in dezelven, en verzekering der Koninginne, tegen 't beschadigen van haaren staat. Het eerste punt was, door den Koning, vlakuit afgeslaagen: de twee anderen aan Parma verbleevenGa naar voetnoot(w). Het laatste punt werkte veele bekommering in de Staaten. Men begreep, zonder moeite, dat de verzekering, waarvan dit punt sprak, in 't bezit van een gedeelte der | |
[pagina 208]
| |
Nederlanden zou moeten bestaan; waarom men vreesde, dat deeze handel, zo hy voortging, ligtelyk uitloopen zou op eene verdeeling der Landen, tusschen Spanje en Engeland. Ga naar margenoot+ Terwyl deeze en diergelyke zorgen de Staaten onledig hielden, verzogten de Koningin en Leicester hun om tienduizend lasten Rogge te mogen uitvoeren naar Engeland. De Raad van Staate en Wilkes in 't byzonder drongen sterk op de bewilliging in dit verzoek. Doch de HollandscheGa naar voetnoot(x) en algemeene Staaten, agt geevende op den kleinen voorraad van graanen hier te Lande, sloegen 't afGa naar voetnoot(y): 't welk veel ongenoegenGa naar margenoot+ veroorzaakte, by de Engelschen. Wilkes dreef, by deeze gelegenheid, dat de Staaten 's Lands hoogheid, in 't stribbelen tegen de agtbaarheid van Leicester en den Raad, geschonden hadden: ‘dat ook de opperheerschappy niet by de Staaten, maar, zo 'er eenige in deeze gewesten ware, by den gemeenen man, gezogt moest worden; zo dat de Staaten, in 't op- en afzetten van Krygsoversten, en in 't veranderen van den eed, zig, zyns oordeels, groflyk vergreepen haddenGa naar voetnoot(z).’ Doch de Staaten van Holland wederleidden deeze bedenkingen schriftelykGa naar voetnoot(a), gelyk hyze ook, in een wydluftig vertoog, aan hun en aan de algemeene Staaten, voorgedraagen hadt. |
|