Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXV. 't Slot te Wouw wordt aan Parma verkogt.Het heimelyk Geschrift, waarby de magt des Raads van Staate bepaald was, hadt denzelven genoodzaakt, het Slot te Wouw, by Bergen op Zoom, te laaten onder 't bevel van eenen Franschman, Marchand genoemd, die zeer verdagt was. Ook leverde hy 't Slot aan Parma, om tienduizend guldens voor hem, en drie maanden solds voor zyne knegten, op den zeventienden van LouwmaandGa naar voetnoot(s).Ga naar margenoot+ Om dezelfde reden, moest men William Stanlei en Roeland Jork 't bevel behouden laaten over Deventer en de schans over Zutfen, welk hun, door Leicester, zeer tegen den zin der Staaten, was toevertrouwd. Men ontdekte, eerlang, eenige handeling tusschen deezen twee en Joan Baptista Tassis, Overste van Zutfen. Ook gingen Stanleis Ieren, een woest volk, dat half naakt liep en van geene erbarming wist, dagelyks te Zutfen ter | |
[pagina 197]
| |
misse. De burgery te Deventer, die veel van hun te lyden hadt, en voor erger vreesde, verzogt Norrits, om eenige meerdere en vertrouwde bezetting. Hierdoor openbaarde zig 't broeijend kwaad te eerder. Stanlei, merkende dat hy der burgerye in 't oog liep, rydt, des nagts na den agtentwintigsten van Louwmaand, met eenige paarden, ter Stad uit; hebbende hy der Wethouderschap diets gemaakt, dat hy een' aanslag voorhadt; en der bezetting, dat hy, ter haarer verzekering tegen de burgery, nog een of twee Engelsche Vendels ging haalen. In den morgenstond, omtrent vyf uuren, keert hy te rug, met den Overste Tassis en negenhonderd man, die, binnen gelaaten, zig op de markt schaaren. De Wethouderschap, nog niet weetende wat 'er gaans ware, zendt eenen Burgerhopman naar de markt, om kondschap. Stanlei treedt hem tegen, spreekt hem moed in, en verklaart hem, dat niemant eenig leed geschieden zou. Voorts, brengt hy hem by Tassis, dien hy met naam en titel toespreekt, en den Hopman, zynen goeden vriend, aanbeveelt. Toen eerst raakte deeze uit den droom, en vergeetende, waar hy stondt, ach! sprak hy, hoe zyn wy zo jammerlyk verraaden! Daar Tassis, bescheidelyk, op antwoordde, dat laat ik hem, dien 't raakt, verdedigen; ik dien den Koning, mynen Heer. Voorts werdt de Wethouderschap vergaderd: voor welke Stanlei, stamelende en met een verbaasd gelaat, het overgeeven der Stad verantwoordde, zo goed als hy kon. Naderhand, gaf hy voor, nooit | |
[pagina *5]
| |
DEVENTER, door den Overste William Stanlei, verraaden aan de Spaanschen, in 't jaar 1587.
Is. Tirion excud. | |
[pagina 198]
| |
in der Staaten, maar alleen in Leicesters eed geweest te zyn, die hem, by een Paspoort, welk hy toonde, ontslaagen hadt. Tassis deedt terstond met de trompet omblaazen, dat de Koning den ingezetenen lyf en goed schonk. Wie hem zweeren en in 't Roomsche geloof leeven wilden konden blyven: de overigen vertrekken, met een Paspoort, welk men hun leveren zou. Voorts handelde Tassis, in alles, zeer heuschelyk met de Ingezetenen. Eenige Ieren, die aan 't plonderen gevallen waren, deedt hy straffen met de galge. De Magistraat werdt niet veranderd, voor den gewoonlyken tyd; doch toen uit enkele Roomschgezinden gekoorenGa naar voetnoot(t). Ten zelfden dage, als Deventer aan Tassis geleverd werdt, gaf Jork 'er kennis van aan zyne soldaaten, daarby voegende, dat hy gezind was Stanleis voorbeeld te volgen; die hem byblyven wilden, zouden gelyke belooning genieten, als de bezetting van Deventer; de anderen mogten vryelyk vertrekken. Twee Hopluiden vlooden, hierop, met hunne vendels, ter schanse uit: de overigen steldenze, terstond, in de magt der SpaanschenGa naar voetnoot(u). Omtrent deezen tyd, liepen ook eenige Engelsche knegten uit Zwol, en een Kornet uit Arnhem over tot den vyandGa naar voetnoot(v). Ga naar margenoot+ De overlevering van Deventer en de schans op de Veluwe baarde eenen bysteren roep | |
[pagina 199]
| |
door 't gantsche Land, vervulde elk met wantrouwen op de Engelschen, en strekte tot merkelyke afbreuk der agtbaarheid van Leicester, die, na deezen tyd, veelen van zyne aanhangeren verloor. De Raad van Staate stelde drieduizend guldens op de lyven van Stanlei en Jork; doch verboodt, te gelyk, om 't misdryf van deezen twee, de Engelschen in 't gemeen te lasterenGa naar voetnoot(w): ook gafGa naar margenoot+ Prounink een boekje in 't licht, waarin hy, om den haat tegen de Engelschen te koelen, door het ophaalen der verraaderyen van verscheiden' Nederlandsche Heeren, zogt te toonen, dat men den gantschen Landaart niet naar weinige schelmen behoorde te schattenGa naar voetnoot(x). |
|