Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijVIII. Steven Paret gevat.Steven Paret, van Antwerpen, te Rotterdam, met der woon gekomen, werdt daar, weinige dagen laater, om 't voeren van oproerige taal, en op vermoeden, dat hy de opsteller was van zekere schimpschriften tegen de Staaten, op last derzelven, met alle zyne papieren, in hegtenis genomenGa naar voetnoot(x). Hy | |
[pagina 170]
| |
zat zo dra niet, of Reingoud bragt te wege, dat de Raad van Staate aan de Staaten van Holland schreef ‘men hadt Paret, met zyne papieren, terstond naar Utrecht te zenden, op dat hy daar onderzogt wierdt.’ Doch met dit schryven werdt niet uitgerigt. Men hadt, uit Parets schriften, reeds ontdekt, dat hy verstand met Reingoud hieldt, en wat deezen twee zogten. Men zondt dan, terstond, gemagtigden naar Utrecht, om den Raad van Staate voor te leggen, 't gene men gevonden hadt. Reingoud was, kort te vooren, van daar vertrokken, naar 't Leger voor Doesburg, om Leicester te spreeken. Doch zyne papieren werden agterhaald, schoon hyze hadt tragten te verdonkerenGa naar voetnoot(y).Ga naar margenoot+ Ik vind, dat men, wat laater, te Middelburg in Zeeland, zekere Barbara Boots in hegtenis nam, die ook verstand hieldt met Reingoud. Zy hadt verscheiden' koffers met papieren en schimpschriften by zigGa naar voetnoot(z), en deezen zyn, vermoed ik, een deel der papierenGa naar margenoot+ van Reingoud geweest: uit welken, en uit die van Paret men ontdekte ‘dat zy kwaad hadden zoeken te stooken, tusschen zyne Doorlugtigheid en de Staaten; dat zy de gemeene middelen tot eene onmaatige hoogte, en zo te niet hadden zoeken te brengen; en dat zy zig hadden zoeken te verryken, ten koste der LandenGa naar voetnoot(a).’ Men | |
[pagina 171]
| |
diende deeze punten Leicester aan, met verzoek, dat Reingoud 'er op gehoord, en, naar bevindtenis van zaaken, gestraft mogt worden. Doch de Graaf verschoof dit onderzoek. Nogtans kon hy niet voorby, Reingoud in verzekering te doen neemen, door den algemeenen Provoost. In SlagtmaandGa naar margenoot+ daaraan, drongen die van Holland zeer op zyne te regtstelling. Leicester, daarentegen, wilde hem eerst onder borgtogt doen ontslaan, op dat hy zig, buiten hegtenis, verdedigen mogt; doch hy scheen, eindelyk, te bewilligen, in 't gene de Staaten op hem begeerden. Evenwel, zogt hy hem heimelyk den Geregte te ontfutselen. De algemeene Provoost, een Engelschman, liet hem nu zonder wagt. De Staaten van Holland, dit verneemende, schikten den Prokureur-Generaal, met vier Boden, naar zyne Herberg, om toe te zien, dat hy hun niet ontsnapte. Maar de Provoost dreef de boden, met slagen, ter deure uit. Leicester verdedigde den Provoost, en, staande nu op zyn vertrek naar Engeland, beloofde hy den Staaten, Reingoud niet te zullen medeneemen, maar onder den Provoost, in den Haage, te zullen laaten. Doch terwyl de Graaf naar DordrechtGa naar margenoot+ vertrok, paste Reingoud in den Briel te zyn. Van hier, zondt Leicester hem naar Utrecht, en bewilligde mondeling in de wederlevering zyner papieren, ten deele daar, ten deele in den Haage leggende. De eersten verkreeg hy eerlang, door toedoen van den Schout Trillo; doch naar de anderen, durfde hy niet komen vraagen. Midlerwyl, hadt | |
[pagina 172]
| |
Leicester die van Holland verzekerd, dat Reingoud, buiten zyn weeten, naar den Briel gevoerd was; doch dat hy hem wederom naar den Haage zou doen brengen. MaarGa naar margenoot+ hier kwam niets van. Reingoud begaf zig, eerlang, met der woon, naar Vlissingen, daar hy, onder de bescherming van den Engelschen Bevelhebber, leefde, tot dat LeicesterGa naar margenoot+ afstand deedt van de Landvoogdye. Toen zag men deezen fynman, die geene dienstboden dulden kon, dan die van den Hervormden Godsdienst waren, overloopen naar Brussel, daar hy zig, ter oorzaake zyner schuldeischeren, verborgen houden moest, en eindelyk, in de belydenis van het Roomsch geloof, overleedtGa naar voetnoot(b). Wat Paret betreft, hy zat tot in Zomermaand des jaars 1587, op de Voorpoorte in den Haage. 't Hof ontsloeg hem toen, onder beloften van, des verzogt zynde, binnen veertien dagen, wederom in Regte te verschynenGa naar voetnoot(c). Twee jaaren laater, werdt hy, door 't Hof, gevonnist, om openlyk te verklaaren, dat hy berouw hadt van 't gene hy, ten laste der Staaten, hadt gesprokenGa naar voetnoot(d). Doch hoe 't met Barbara Boots afliep, is my niet gebleeken. De Staaten hadden van 't gene zy uit Reingouds papieren ontdekt hadden terstond kennis gegeven aan den Engelschen Raadsheer van Staate, Thomas Wilkes, die 'er zeer over geraakt scheen, en hun allen goeden dienst hierin beloofdeGa naar voetnoot(e). Doch 't bleef by | |
[pagina 173]
| |
woorden. De agterdogt tegen Leicester was, ondertusschen, zo sterk toegenomen hier teGa naar margenoot+ Lande, dat men, naar sommiger verhaal, hem, omtrent deezen tyd, en, veelligt, toen hy, uit het Leger, over Utrecht, naar den Haage reisdeGa naar voetnoot(f), te Amsterdam, wel met veel uiterlyke praal, ontving; doch eenige jonge schutters, onder bevel van den Hopman Jan Korneliszoon Hooft, uitmaakte, om, onder schyn van hem tot lyfwagt te dienen, by dage en by nagte, op hem te passen: ja men plaatste, op eene hangkamer, in 't vertrek van 't Stadhuis, daar men hem onthaalde, een goed getal schutters, met gelaaden geweer, agter de tapyten, die op hem vuur geeven moesten, zo dra zy eenigen onraad van den kant der Engelschen vernamen. 't Schynt, dat men vreesde voor eene overrompeling der Stad; doch men raakte met de vreeze vryGa naar voetnoot(g). |
|