Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijVII. Dagvaart in den Haage. Leicester doet eene buitengewoone Bede, aan Holland en Zeeland.Leicester was, in Hooimaand, naar den Haage vertrokken, om den Staaten van Holland en Gemagtigden van Zeeland, aldaar ter Dagvaart beschreeven, eene buitengewoone Bede te doen van vierhonderdduizend guldens: ook te verzoeken, dat men hem de nieuwe middelen op het zout, het bier en de zeep in handen stelde, het aandeel van Holland en Zeeland in honderdduizend guldens, door hem geligt, op voorgegaan verlof, opbragt, en hem zyne wedde, waarop hy nog maar tienduizend guldens ontvangen hadt,Ga naar margenoot+ maandelyks, betaalen deedtGa naar voetnoot(m). De Staaten stonden, in hun eerste antwoord op dit voorstelGa naar voetnoot(n), den Graave van Leicester, de gevorderde vier tonnen schats toe; doch begeerden, dat hy een vierde deel der- | |
[pagina 165]
| |
zelven heffen deedt, uit den tol op de Lakens, dien zy; voor een jaar, in zyne handen stellen, en zelfs, naar zyn welgevallen, verhoogen wilden, zo hy den stapel der Engelsche lakenen, alleen in de Vereenigde gewesten, deedt houden. Als de Raad van Staate hun rekening deedt van ontvangst en uitgaave, wildenze ook orde stellen, op het afleggen der opgenomen' honderdduizend guldensGa naar voetnoot(o). Van de wedde zyner DoorlugtigheidGa naar margenoot+ spraken zy niet; doch naderhand verklaardenze, ter algemeene Staatsvergaderinge, dat dezelve op honderdduizend ponden van veertig grooten in 't jaar behoorde gesteld te worden, mids de onkosten der geheime kondschappen, zo langze niet boven de twintigduizend ponden beliepen, ten zynen laste bleevenGa naar voetnoot(p). Ondertusschen, warenzeGa naar margenoot+ hem, op den tweeden van Oogstmaand, ten opzigte van het voornaamste gedeelte van zyn voorstel, nader te gemoet gekomen, en hadden, in het opbrengen van de volle vier tonnen, zo goed als bewilligd, zonder hem, voor een gedeelte der zelven, naar den tol op de Lakens te wyzen, mids hy billyk besluit name, op twee hunner Vertoogen, het eene, tegen het Plakaat op de zeevaart, het andere tot afdoening van eenige andere bezwaarnissen. Op het laatste Vertoog, gaf hy schriftelyk eenige voldoening. Doch op het eerste antwoordde hy, slegts by monde, dat hy niets dan der Landen welvaart zogt, en dat men hem dit moest toevertrouwen. Ook gaf hy, | |
[pagina 166]
| |
kort hierop, twee Plakaaten uit, waarvan een het stuk der Munte betrof, en het ander op nieuws verboodt het handelen, op vyandlyke niet slegts, maar ook op eenige onzydige gewesten, in Frankryk en DuitschlandGa naar voetnoot(q); doch dit laatste werdt, in 't begin des volgenden jaars, wederom ingetrokken. Ga naar margenoot+ Terwyl de Staaten van Holland en Zeeland nog vergaderd waren, viel 'er, te Utrecht, iets voor, welk hun aan nieuw werk hielp. De Vroedschap aldaar bestondt, op 't aanhouden van een' Engelsch Heer, North genoemd, die ook gedreeven hadt, dat Buis naauw bewaard moest worden, en nu wederom, gelyk toen, uit Leicesters naam boodschapte, een groot getal ingezetenen van aanzien ter Stad uit te zetten. Onder dezelven, bevonden zig Jonkheer Nikolaas van Zuilen van Draakenburg, Schout der Stad, 's Lands Advokaat, Floris Thin, en Jan Robertszoon van Dreunen, die, geweeken naar Montfoort, den Staaten van Holland kennis gaven van hun wedervaaren. Deezen, hen houdende voor eerlyke luiden, verwierven vrygeleide voor hun van Leicester, en noodigde hen, en eenige andere uitgezetten naar Holland, om zig daar in Regte te komen verantwoordenGa naar voetnoot(r). De Graaf, voorgeevende, dat hy slegts last gegeven hadt, om verdagte Persoonen, geene trouwe lief hebbers des Vaderlands, uit te zetten, schreef den Graave van Nieuwenaar, der Wethouderschap en | |
[pagina 167]
| |
den Burgerhopluiden aan, dat zy hem hunne redenen, tot het uitzetten der voornoemde en andere Persoonen, waarop hy vernam geen kwaad vermoeden te vallen, hadden bekend te maaken. De Hopluiden namen het antwoord op zig, doch voeren, in hunnen brief, zo vinnig uit tegen de Staaten van Holland, die zig, schreevenze, moeiden, met het gene hun niet aanging, dat Leicester goedvondt, dien agter te houden. Midlerwyl,Ga naar margenoot+ bragt Nieuwenaar de Utrechtsche Staaten en de Wethouderschap en Amptenaars der Stad, onder eenen nieuwen eed van getrouwheid aan de algemeene Staaten, aan Leicester als Landvoogd, en aan zig zelven, als Stadhouder over het Land van Utrecht. By deezen eed, die naderhand ook door de gantsche gewapende Burgery gedaan werdt, beloofde men, onder anderen, geen verstand altoos te zullen houden met de uitgezetten, en alle spraak van vrede met den Spanjaard, buiten eenpaarige bewilliging der Vereenigde gewesten, te zullen myden en ontdekken. Leicester, op den twaalfden van Oogstmaand,Ga naar margenoot+ te Utrecht, te rug gekeerd zynde, werdt, door eenige uitgezetten, welken hy vrygeleide verleend hadt, verzogt ‘dat hy hun onpartydige regterstoestaan, en hunnen partyen beveelen wilde, derzelver beschuldigingen, voor deezer regtbank, te openen, ofze hem, ten minsten, ter hand te stellen.’ Doch zy kreegen geen gehoor. Men zondt hun zelfs briefjes t'huis, waarbyGa naar margenoot+ hun, van nieuws, gelast werdt ‘zig, binnen vyf dagen, te begeeven naar onparty- | |
[pagina 168]
| |
dige plaatsen,’ waardoor zulken verstaan werden, die noch Spaansch noch Staatsch waren ‘anders zouden hunne goederen, tot 's Lands gebruik aangeslaagen, en hunne huizen geplonderd worden.’ Zy vertrokken dan andermaalGa naar voetnoot(s), en moesten, sedert, zien, dat hunne ampten aan Brabanders, Vlaamingen en andere vreemdelingen gegevenGa naar margenoot+ werden. Hopman Karel van Trille werdt, kwanswys by voorraad, tot Schout der Stad, aangesteld: Henrik Agileus, van 's Hertogenbosch herkomstig, tot Raad en Prokureur-Generaal: en Jaques Bellechere, een Vlaamsche Waal, tot President 's Hofs van Utrecht. Herman Wynhof en Jan van den Berge werden Raaden; Filips Rataller, Griffier; de bovengenoemde de Potter Rentmeester der Stigtsche Domeinen. De Gekoorenen en Edelen keurden, op Leicesters verzoek, de gemaakte veranderingen goed, voor deeze reize. Doch de Vroedschap der Stad moest ook, buitens tyds, veranderd worden, zou men Trillo, eenen Vreemdeling, ten SchoutampteGa naar margenoot+ invoeren. Dit geschiedde dan insgelyks, op last van Leicester, die Jonkheer Pieter Ruisch tot eersten, en Gerard Prounink, gezeid Deventer, tot tweeden Burgemeester deedt aanstellenGa naar voetnoot(t). Ga naar margenoot+ Doch terwyl, te Utrecht, de hekken der Regeeringe dus verhangen werden, zogten de Staaten van Holland Leicester te beweegen tot het hooren der uitgezetten: maar verwier- | |
[pagina 169]
| |
ven anders niet, dan dat zy zig eenigen tyd in Friesland konden gaan onthoudenGa naar voetnoot(u). Zy bleeven nogtans in Holland; daar men van Zuilen, Heermale, Thin, van Dreunen, Albrecht Fook en Robert van Hondhorst in der Staaten hoede nam, hun zelfs verlof geevende, om de schade, die hun mogt aangedaan worden, wettiglyk, te verhaalen op zulken, die 'er oorzaak van warenGa naar voetnoot(v). Leicester, die dit yveren voor de uitgezetteGa naar margenoot+ Utrechtschen, voornaamlyk, weet aan den Advokaat Oldenbarneveld, zelv' een Stigtsman, ontboodt hem, met eenen Brief van den zevenentwintigsten van Oogstmaand, by zig te Utrecht. Doch de Staaten van Holland, onder voorgeeven, dat zy hunnen Advokaat uit de Vergadering niet missen konden, weigerden, heuschelyk, hem te laaten vertrekkenGa naar voetnoot(w). Waarschynlyk, vreesden zy iet ergers, en dat men hem, veelligt, by Buis plaatsen mogt. Ook was 'er, ten deezen tyde, in Holland, iet ontdekt, welk de agterdogt tegen Leicester zeer deedt toeneemen. |
|