Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijIII. Leicester houdt gemeenschap met onrustige menschen: inzonderheid met Jakob Reingoud,Doch derwaards schynt hem ook te hebben getroond Jakob Reingoud, die, voor veele jaaren, den ouden Graave van Egmond, voor Geheimschryver, gediend hebbende, naderhand, onder Granvelle, Alva en Requesens, Kommis der Geldmiddelen geweest; doch, na de Gendsche Vrede, van ontrouw in 't handelen der gemeene penningen beschuldigd, en van zyn ampt verlaaten was. Sedert, waren 'er verscheiden' jaaren verloopen, zonder dat hy in iets van belang gebruikt werdt. Doch, eindelyk, was hy de Staatsche Gezanten naar Frankryk gevolgd, en hadt zig daar zo diep weeten te dringen in de gunst der Fransche Grooten, dat men hem het Berigtschrift der Gezanten vertoonde, en toeliet, dat hy 'er aanmerkingen op maakte, welken beweezen, dat hy den handel | |
[pagina 146]
| |
in den grond verstondt. Eindelyk, volgde hy ook de Staatsche Gemagtigden naar Londen, en, zig tot nog toe Roomsch gedraagen hebbende, keerde hy den rok om, en ging, te Utrecht te rug gekomen, stipt ter Hervormde Kerke. Na de herwaardskomst van Leicester, nam hy 't zelf zo naauw, dat hy geene dienstboden huurde dan die LidmaatenGa naar margenoot+ der Kerke warenGa naar voetnoot(d). Hy hieldt gemeenschap met Gerard van Prounink, genoemd Deventer, en met Daniel de Burggraaf, de eerste van 's Hertogenbosch, de andere uit Vlaanderen herkomstig: en 't waren deeze drie luiden, die, te Utrecht, eenen aanhang maakten van vleijers van Leicester en misnoegden op de Staaten, welken men, sedert, ReingoudistenGa naar margenoot+ genoemd heeftGa naar voetnoot(e). De Koningin van Engeland hadt ook, al voor Leicesters aankomst, eenen vriendelyken Brief aan de Staaten van Utrecht geschreeven, waarin zy betuigde, met genoegen verstaan te hebben, dat dit gewest haar, onder alle de Vereenigde Gewesten, eene byzondere agting toedroeg. Zy voegde 'er by, dat zy den Graave van Leicester, hierom, uitdruklyk gelast hadt, die van Utrecht, voor anderen, by te staan, met zynen raadGa naar voetnoot(f). Uit al het welke, wy zien, dat de Koningin en Leicester beoogden, meest door die van Utrecht te werken. Ga naar margenoot+ Leicester dan begaf zig, na een kort verblyf in Holland, naar Utrecht, daar hy, den eersten van Grasmaand, aankwam. 't Eerst, | |
[pagina 147]
| |
dat hy ondernam, was het opregten van eene Munt te Amsterdam, over welke hy 't bewind aan eenen Hans de Vlaming gaf, die 'er, eerlang, dubbele Roozenobels sloeg, met het wapen van Engeland; welken wel veertig stuivers boven de waarde werden uitgegeven. De Staaten in 't algemeen, en vooral de Stad Dordrecht, die alleen, in Holland, 't Regt der Munte oordeelde te hebben, waren 'er zeer te onvrede overGa naar voetnoot(g). Te Dordrecht, weigerde men, om deeze reden, den eed te doen aan den Graave van LeicesterGa naar voetnoot(h). Doch het munten te Amsterdam hadt geen gevolg. Op deeze nieuwigheid, volgdeGa naar margenoot+ het uitgeeven van een Plakaat, den vierden van Grasmaand gedagtekend, waarby aan een' iegelyk, ingezeten of vreemdeling, het voeren van eenigen voorraad van mond of oorloge, naar Landen onder den Spanjaard staande, ten scherpsten verbooden werdtGa naar voetnoot(i). Hy beoogde, met dit Plakaat, de Spaansche Nederlanden, daar 't gebrek aan mondbehoeften dagelyks toenam, en zorgelyke beroerten begon te veroorzaaken, t'eenemaal in 't naauw te brengen. Ook hadt hy, reeds in Wynmaand des voorleeden jaars, den algemeenen Staaten vermaand, den uitvoer van eetwaaren naar den vyand te belettenGa naar voetnoot(k), en kort na zyne aankomst hier te Lande, eenigen schepen, met Boter en Kaas, in Noord- | |
[pagina 148]
| |
holland gelaaden, het uitloopen verboodenGa naar voetnoot(l). En hiermede, maar vooral met het Plakaat, streelde hy de Utrechtsche Gemeente, die, gelyk wy te vooren zagen, ook op 't verhinderen van den uitvoer gesteld was.Ga naar margenoot+ De Landen, die zig met de scheepvaart geneeren, waren 'er, daarentegen, zeer misnoegd over. ‘'t Plakaat sprak, meendenze, als of Leicester de gantsche zee in zyn geweld hadt, en onze Koopluiden niet slegts, maar ook de Franschen, Schotschen, Deenschen en Oosterschen wist te doen passen op zyne bevelen. 't Zou, oordeeldenze, strekken, om de Oosterlingen te doen samenspannen tot ons bederf, en het herwaards voeren stremmen van waaren, die wy hier meest behoefden.’ De Staaten zelven, welken hy, gelyk wel behoorlyk geweest was, op zo gewigtig een stuk, niet geraadpleegd hadt, hielden Leicester deeze en diergelyke zwaarigheden voor; doch hy sloegze in den wind, eindelyk, alleen het voeren van eenige geringe eetwaaren, naar Hamburg, Breemen en verder Oostwaards, veroorlovende. Reingoud en de zynen, van welken hy zig tot agterraad diende, maakten hem diets, dat de Oosterlingen, op de Spaansche Nederlanden willende handelen, zyne Paspoorten zouden komen koopen, en dus eenen tol opbrengen, tot ondersteuning des KrygsGa naar voetnoot(m). Doch de Graaf begreep niet, dat dit de vaart en handel uit Holland en Zeeland verjaagen | |
[pagina 149]
| |
zou, terwyl de vyand, niet minder dan voorheen, voorzien zou worden. Ook gedoogdenGa naar margenoot+ Reingoud en de zynen, die hem geduurig op zyde hingen, niet, dat hy hiervan meerder begreep. Zy maakten, dagelyks, hun werk van 's Lands Staaten by hem zwart te maaken: dezelven afmaalende als eenen hoop Koopluiden, die slegts op gewin uit waren; en hem raadende ‘tot het in 't werk stellen van een onbepaald gezag: alzo hy toch niet gebonden was aan 't gevoelen des Raads van Staate; en veel minder nog de algemeene Staaten behoefde te hooren, die ten deele naar den Spanjaard en 't Pausdom helden, ten deele uit geringe luiden bestonden, welken weinig wisten, wat tot eene goede Regeeringe vereischt werdtGa naar voetnoot(n).’ En 't was hun niet genoeg, met zulke redenen, Leicester de ooren te vullen; zy zaaidenze ook onder de Gemeente, die den Staaten de schuld leerde geeven van de ongelukken, welken den Landen, in de twee laatste jaaren, waren overgekomen, zonder dat men 's vyands groote magt, en de kleine middelen, om die te wederstaan, de eigenlyke oorzaaken van 's Lands rampen, eens in aanmerking nam. De Graaf zelf scheen, in korten tyd, zo overtuigd van 't slegt beleid der Staaten, dat hy al wat zy voorstelden verdagt hieldt, en hun de agting, die zy, by de deftigsten en bedagtzaamsten, nog behouden hadden, geheellyk zogt te beneemenGa naar voetnoot(o). 't Plakaat op de zeevaart was hier | |
[pagina 150]
| |
één stap toe. De tweede was het vleijen derGa naar margenoot+ Predikanten, die, doorgaans, 't oor hebben der Gemeente, en zig, dikwils, gebruiken laaten, om haar diets te maaken, 't gene men hun van zaaken van Regeeringe ingeboezemd heeft. En Leicester, door zynen yver voor de Hervormde Kerke, de gunst van eenigen deezer luiden gewonnen hebbende, wist zig meesterlyk van hun te bedienen, tot bevordering zyner oogmerken. |
|