Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXXI. Parma belegert Nuis.Midlerwyl, werdt het Stigt Keulen en Westfaalen, door Nieuwenaar, Schenk, Kloet en anderen, in geduurige onrust, gehouden. Een deel Krygsvolk, 't zy Staatsch of Keulsch, want dit 's twyfelagtig, bestondt zelfs, op den derden van Hooimaand, eenen hoop van drieduizend menschen, die naar Keulen ter markt toogen, aan te tasten, gedeeltelyk te verslaan, en van alles te berooven. Wat laater, staken de Staatschen den brand in omtrent vyftig Dorpen of Heerenwooningen te gelykGa naar voetnoot(y). Diergelyke overlast bewoog den regeerenden Keurvorst, om den Prinse van Parma aan te zoeken, om on- | |
[pagina 132]
| |
derstand, tot het herwinnen van Nuis, voor welke Stad, deeze, op den tienden van Hooimaand, 't beleg sloeg, met een Leger van zestienduizend knegten en omtrent vyfentwintighonderd paarden. De bezetting der Stede, over welke Herman Fredrik Kloet geboodt, was, daarentegen, maar zestienhonderd man sterk. Egter deedt zy meer dan eenen uitval, eer de belegeraars de batteryen gereed hadden. Toen deezen klaar waren, werdt de Stad opgeëischt. Men verzogt tyd van beraad, die vergund werdt, en te gelyk bestemd, dat men zig, midlerwyl, ter wederzyde, van daadelykheden onthouden zou. In deezen tusschentyd, tradt Parma zelf tot digt onder de veste, en zig gelaatende, eenen Gemagtigde te zyn van den Keurvorst, vermaande hy den belegerden, hun besluit niet te verwylen. Doch terwyl hy hier stondt, werdt 'er, van binnen en van buiten, hevig geschooten: en 't is twyfelagtig, van waar men eerst begonnen hebbe; schoon 'er reden is, om te vermoeden, dat de Stedelingen, den Spaanschen Veldheer beter kennende, dan hy waande, den oorlog hebben willen eindigen, met het verdelgen van zynen Persoon; en dat zy, hierom, buiten weeten van Kloet, 't Bestand geschonden, en 't schieten begonnen hebben. Parma nogtans, schoon hem de kogels om de ooren snorden, kwam behouden in 't Leger te rug. De handeling werdt, hierop, afgebroken, en de Stad, des anderendaags, zo hevig beschooten, dat 'er twee wyde ope- | |
[pagina 133]
| |
ningen in den muur door gemaakt werden. 't Gemeen der belegeraaren toonde zig toen jookerig naar den storm. Doch Parma beval, dat men zig, voor den nagt, alleenlyk nog meester van eenen tooren maaken zou, in 't verdedigen van welken, Kloet gevaarlyk gewond werdt. Met den dag, bereidden de belegeraars zig tot den aanval. Kloet zogt, daarentegen, te daadingen. Doch Parma antwoordde, dat het uur van genade voorby was. Soldaaten en burgers vertoonden zig, met gevouwen handen en geboogen knieën, in de bressen. Vergeefs. De Spanjaards, 'tGa naar margenoot+ zy met of buiten last van den Veldheer, vliegen de eersten ter breuke op. De Italiaanen en de anderen volgen. In een oogenblik zyn zy binnen. Tweehonderd bezettelingen omtrent, de eenigsten die zig te weer stelden, werden allen verslaagen. Men riep, terstond, dat men geene mannen zou laaten leeven. Doch vrouwen en kinderen werden, door de voorzorg van Parma, aan lyf en eere verschoond. Maar met de lyken der mannen lagen de straaten, alomme, of opgehoopt, of bezaaid. Eenige Koningschen vielen in 't Huis van den Overste Kloet, die 't bedde hieldt aan zyne wonde, en zeiden hem aan, dat hy, als in den Ryksban zynde, zig tot sterven te bereiden hadt. Wat hy hier tegen bybrengen mogt hielp niet. Men smeet hem, in 't byzyn zyner Vrouwe, eenen strop om hen hals, scheurde hem van 't bed, worgde hem, en hing hem dus ten venster uit. Ondertusschen, was de Stad in den brand geraakt, | |
[pagina 134]
| |
onzeker door wiens bedryf. De vlam hieldt den geheelen dag en den volgenden nagt aan, en verteerde de meeste huizenGa naar voetnoot(z). Parma behaalde veel eers door dit inneemen van Nuis: en oordeelde men, dat hy, hieraan, alleen, verdiend hadt het eerengeschenk van een zwaard en eenen hoed, hem, in Bloeimaand te vooren, gedaan door Paus Sixtus den VGa naar voetnoot(a). Kort hierna, kreeg hy MeursGa naar margenoot+ in, en de Sloten van Alpen en Krakau. En op den dertienden van Oogstmaand, begon hy 't beleg van Rynberk, dat agthonderd man, Engelschen en anderen, onder Schenk en Morgan, inhadt, en van genoegzaamen voorraad voorzien wasGa naar voetnoot(b). Doch dit beleg werdt, in de volgende maand, in eene blokkeering veranderd. Ga naar margenoot+ Terwyl Nuis belegerd was, deeden Prins Maurits en Sidnei, op last van Leicester, eenen inval in Vlaanderen, en maakten zig, op den zeventienden van Hooimaand, meester van Axel en van eenige schansen in deezen oord. Parma, hiervan, voor Nuis, kennis bekomen hebbende, gaf den Heere van la Motte bevel, om, met eenige bezettelingen, Axel, van alle kanten, te besluiten. Doch Prins Maurits belette 't hem, met het doorsteeken der dyken. En Sidnei zelf ondernam iet tegen Grevelingen, daar la Motte geboodt. Hy hieldt heimelyk verstand met eenige bezettelingen der Plaatse; doch toen | |
[pagina 135]
| |
de aanslag op 't punt stondt van uitgevoerd te worden, kreeg Sidnei vermoeden, dat men hem dagt op te ligten; waarom hy onverrigter zaake te rug toogGa naar voetnoot(c). |
|