Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXII. De Koningin van Engeland stelt den Graaf van Leicester tot algemeenen Overste haarer hulpbenden.Terwyl de winter de verdere Krygsbedryven eenigszins stremde, begon men zig, in Holland, te bereiden, tot het ontvangen van den algemeenen Overste der Engelsche hulpbenden, die, dag aan dag, te gemoet gezien werdt. De Koningin hadt deeze waardigheid opgedraagen aan Robert Dudlei, Graave van LeicesterGa naar voetnoot(k), die, tot hiertoe, in de blaakende gunst haarer Majesteit, gestaan hadt, en dien sommigen, hierom, gaarne van de hand zagen, terwyl | |
[pagina *1]
| |
ROBERT DUDLEI, GRAAF VAN LEICESTER, Gouverneur en Kapitein-Generaal der Vereenigde Nederlanden.
Is. Tirion excudit | |
[pagina 101]
| |
hy, gestreeld door roem- en staatzugt, het aangebooden bewind greetiglyk aanvaard hadt. Maar eer wy voortgaan, tot het verhaal zyner bedryven hier te Lande, moetenwe hem, zyne inzigten, en die der Koninginne den Leezer een weinig nader doen kennen. Hy was gesprooten uit een oud en aanzienlykGa naar margenoot+ geslagt. Zyn Grootvader, Edmond Dudlei, die, onder Henrik den VII, veel deels aan de Regeeringe gehad hadt, was, onder Henrik den VIII, openlyk onthalsd. 't Zelfde lot hadt zynen Vader, Jan Dudlei, getroffen, onder Maria, om dat hy de Kroon op 't hoofd zyner Schoondogter, Joanna Gray, hadt tragten te zetten. Roberts Broeder, Gilford, gehuwd met Joanna, deelde in zyns Vaders ongeluk. Doch onder Elizabet verhief zig het Huis van Dudlei wederom uit de laagte, waartoe het vervallen was. Onze Robert, de jongste der Zoonen van Jan Dudlei, geraakte in haare gunst, werdt voorzien met ampt op ampt, en eindelyk verheeven, tot Graave van LeicesterGa naar voetnoot(l). Doch deeze hoogheid werdt hem benyd door andere Hovelingen, die, hem vleiende met de eere van 't bewind over de Nederlanden, ligtelyk te wege bragten, dat hy eene waardigheid aannam, welke hem verwyderde van 't Hof. Sommigen hebben gemeend, dat hyGa naar margenoot+ zelf het oog hebbe gehad op de Opperheerschappy der Vereenigde Landen, die zyne meesteres van de hand geweezen hadt; doch | |
[pagina 102]
| |
't heeft ons, uit den gantschen loop zyner bedryven, toegescheenen, dat hy zig zelven alleenlyk de algemeene Landvoogdy heeft toegelegd, en verder willen voldoen aan de inzigten der Engelsche Koninginne, die zy gewoon was zeer bedekt te houden, en die men, hierom, niet dan by waarschynlyke gissingen, opmaaken kan, uit het gene, hier en daar, van dezelven gebleeken is. Ga naar margenoot+ Wy hebben, te vooren, geziem, dat de staatkundige Vorstin, de Opperheerschappy, en zelfs de altoosduurende bescherming der Nederlanden van de hand geweezen hebbende, alleenlyk bepaalden onderstand, zo lang de kryg duurde, hadt willen belooven. 't Was, naamlyk, haar belang, Spanje zo weinig te vertoornen als mogelyk was. 't Bewyzen van hulpe aan de Nederlanden kon nog verdedigd worden met de oude Verbonden, die, gelyk zy, in eene gedrukte verklaaringGa naar voetnoot(m), beweerde, meer met het volk dan met den Vorst, geslooten waren. Doch het openlyk aanvaarden der Opperheerschappye, door iemant, die geheel geen regt op de Landen voorwenden kon, was zo ligt niet goed te maaken, en zou den Koning van Spanje, ten minsten, zeer gestooten hebben. Daarenboven, wist men nog niet, of het oppergebied, of de altoosduurende bescherming der Nederlanden Engeland, door den tyd, niet in zwaare kosten inwikkelen zou; om dat men niet wist, of de Nederlanden zig met hunne eigen' middelen zouden konnen | |
[pagina 103]
| |
beschermen, of niet. De Koningin vreesde, hierom, met reden, dat het haaren Onderzaaten kwalyk genoegen zou, zo zy zig, in deeze onzekerheid, te diep stak, in de Nederlandsche zaaken. Dat zy nogtans verder gezien hebbe, dan op het verleenen van onderstand, en het verkrygen van zekerheid voor haar verschot, is niet moeilyk te bespeuren. Het verding, op dien onderstand gemaakt, toont zelfs, dat zy zig ook met de burgerlyke Regeering der Landen heeft willen moeijen ‘dezelve herstellende in haare agtbaarheid, de Imposten regelende, en voorziende op alles, wat de gemeene welvaart betrof.’ In 't Berigtschrift voor denGa naar margenoot+ Graave van Leicester, was hem niet slegts bevolen ‘na te vorschen, wat bezettingen, door de Staaten, onderhouden werden, en op welk eene wyze; noch hoe zy zig dienden van het op- en afzetten der munte, op dat de soldaat het geld niet hooger ontvinge dan uitgave;’ maar ook ‘naarstiglyk te verneemen naar 't vermogen der Landen, alzo haare Majesteit beraaden was, de Opperheerschappy over dezelven te aanvaarden, zo menze met hunne eigen' middelen beschermen konGa naar voetnoot(n):’ waaruit men zien kan, dat zy zo vreemd niet was van het aanvaarden der hooge Overheid, als zy zig hieldt. Alleenlyk, heeft zy, ten minsten, voor eerst, willen beproeven, of zulks geschieden kon, zonder haare oude Onderdaanen te bezwaaren. Het gantsche beloop | |
[pagina 104]
| |
van Leicesters gedrag zal ons leeren, dat hy aan deeze inzigten der Koninginne heeft willen voldoen; en haar, door het naspooren van het uiterste vermogen der Landen, door het oefenen van een volstrekt gezag in de Regeeringe, en vooral, door het bezetten en bemagtigen van verscheiden' sterke Plaatsen, den weg baanen, tot het veilig en voordeelig aanvaarden der Opperheerschappye over de Vereenigde Nederlanden, of over een voornaam gedeelte derzelven. Ga naar margenoot+ Maar de Staatsche Gezanten in Engeland hadden, by geluk of door behendigheid, kennis bekomen van den inhoud van Leicesters Berigtschrift: en het punt, welk het aanvaarden der hooge Overheid betrof, als de Landen vermogens genoeg hadden om zig zelven te beschermen, hadt bystere agterdogt in hen verwekt. Oldenbarneveld hadt ook, van ter zyde, gerooken, dat Leicester op het Stadhouderschap van Holland vlamde. En schoon 't een en 't ander, by de Gezanten, en by zulken onder de Staaten, welken zy 'er kennis van gaven, onder een diep stilzwygen, bedekt werdt, heeft het nogtans te wege gebragt, dat men Leicester met looden schoenen naarging, en zynen toeleg, zelfs eer hy hier was, zogt te dwarsboomen. |
|