Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXII. Brussel geeft zig over aan Parma.Midlerwyl, zag Brussel, dus lang vergeefs gehoopt hebbende op ontzet uit Frankryk, zig genoodzaakt, met Parma, overeen te komen. 't Verdrag werdt getekend, op den tienden van Lentemaand. De Onroomschen kreegen, by het zelve, verlof, om nog twee jaaren in de Stad te mogen blyven, mids zy zig stil hielden en geene ergernis gaven. De | |
[pagina 65]
| |
bezetting, van buiten ingekomen, verwierf vryheid, om uit te gaan. Voorts verklaarde de Prins van Parma, dat hy de Steden Antwerpen, Bergen op Zoom, Mechelen en anderen, op gelyke voorwaarden, ontvangen wilde. 's Daags na het tekenen derzelven, reedt Hohenlo, met negen of tien Kornetten, uit Bergen op Zoom, om Brussel te spyzigen; doch onder weg verneemende, dat de Stad over was, bragt hy den voorraad binnen Mechelen, welk ook, met een naauwer beleg, gedreigd werdtGa naar voetnoot(x). Het overgaan van Brussel scheen den FranschenGa naar margenoot+ handel agteruit te zetten. Men verklaarde den Nederlandschen Gezanten ‘dat de Koning zo ras geen bekwaam heir wist op de been te brengen, ten ware de Staaten meer gelds konden verschaffen; dat de Spanjaard sterk aan 't werven was, en dat het zyner Majesteit niet was te raaden, zyne agtbaarheid in de waagschaal te stellen, zonder den Landen eenig nut te konnen doen.’ De Gezanten baden ‘dat de Koning, ten minsten, een deel volks in schepen, die de Staaten verschaffen zouden, naar Vlaanderen, Zeeland en Brabant wilde schikken, om de Plaatsen, die 't nog hielden, te bewaaren: ook, dat het hem behaagen mogt, de wegen van Calais en Mezieres, waar langs de Spanjaard zynen toevoer kreeg, te sluitenGa naar voetnoot(y).’ En Cheverni nam aan, dit zyner Majesteit nog eens | |
[pagina 66]
| |
voor te slaan. Kort hierna, verklaarde hy den Nederlanderen, uit 's Konings naam, dat zyne Majesteit, hoe sterk zyne zugt ook ware, om de Landen by te staan, vooreerst, hiertoe geen' kans zag. Men vervoegde zig toen, nog eens, met een smeekschrift, aan den Koning, waarby eenige onderstand, in geld of manschap, verzogt werdt. Doch hierop kwam beleefd, maar weigerend antwoord. Toen onderstonden de gezanten, of de Koning van Navarre, de Prins van Condé en andere Hoofden der Onroomschen hun ook een getal van vier- of vyfduizend knegtenGa naar margenoot+ konden byzetten. Doch deezen hadden thans werks genoeg met hunne eigen' zaaken. De Gezanten dan, openlyk afscheid genomen hebbende van den Koning, van zyne Gemaalinne, en van de Koninginne Moeder, keerden, op den zeventienden van Lentemaand, naar huisGa naar voetnoot(z). Op den negenden van Grasmaand, deeden zy, in den Haage, verslag van hun gezantschap, en werden, schoon onverrigter zaakte te rug gekeerd, staatswyze, voor hunne moeite en dienst, bedanktGa naar voetnoot(a). Ga naar margenoot+ Dus liep deeze handel te niet, die de Vereenigde Nederlanden, voor altoos, aan de Fransche Kroon zou onderworpen hebben. Men was 'er toen, in 't algemeen, rouwig over; schoon men 'er, naderhand, den Hemel, vuuriglyk, voor gedankt heeft. De waare reden, waarom Koning Henrik deeze gelegenheid, om de heerschappy der Neder- | |
[pagina 67]
| |
landen te bekomen, van de hand wees, schynt, kortelyk, deeze geweest te zyn. De Koning van Spanje, ziende Koning Henrik zig steeken in de zaaken der Nederlanden, hadt, om hem hiervan te doen afzien, en hem in zyn Ryk de handen vol werks te geeven, het verbond, eenige jaaren geleeden, geslooten met den Huize van Guize, onlangs, vernieuwd, en den Kardinaal van Bourbon en andere grooten van de Roomsche party in het zelve weeten te betrekkenGa naar voetnoot(b). Men gaf voor, den waaren Godsdienst te willen verdedigen tegen de Hugenooten, en vooral tegen den Koning van Navarre; doch men dagt, inderdaad, deezen te versteeken van de Kroon, die na 's Konings afsterven op hem komen moest, en dezelve, in 't geslagt van Guize, over te brengen. Terwyl de Nederlandsche gezanten te Parys waren, kreeg men, van alle kanten, tyding, dat die van Guize zig wapenden, en, op den dertigsten van Lentemaand, kwam 'er eene Oorlogsverklaaring in 't licht, tegen den Koning van Navarre, op den naam des Kardinaals van BourbonGa naar voetnoot(c). Hierop volgde een inlandsche kryg in Frankryk, die Koning Henrik verhinderde, om te zien naar de Nederlanden. |
|