Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijX. Davidson komt, uit Engeland, herwaards.Men besteedde het overig gedeelte des jaars met het verkiezen van gezanten naar Frankryk, en met het beraamen der voorwaarden, op welken men den Koning stondt in te huldigen. En men was hier nog niet gereed mede, toen de Koningin van Engeland den algemeenen Staaten, door haaren Gezant, Robert Davidson, eeniglyk ten deezen einde herwaards gezondenGa naar voetnoot(z), op den agtsten vanGa naar margenoot+ Wintermaand, deedt voorhouden ‘dat haare Majesteit gaarne de bescherming der Nederlanden, gezamenlyk met Frankryk, aanvaard zou hebben; doch dat zy den Koning hiertoe niet hadt konnen beweegen: dat zy, hierom, hem, Davidson, herwaards geschikt hadt, om den tegenwoordigen staat van 's Lands zaaken te verstaan, en op wat wyze menze best zou | |
[pagina 52]
| |
konnen redden: waartoe haare Majesteit gaarne de behulpzaame hand zou bieden, zonder dat zy van zins was, het werk met Frankryk, zo men daarin iets meer gedaan hadt, te veragteren, of zig ter Heerschappye over de Landen in te wikkelenGa naar voetnoot(a).’ Ga naar margenoot+ Of deeze bezending te wege gebragt ware, door zulken hier te Lande, wien de Fransche handel tegen de borst was, dan of de Koningin, uit eigen' beweeging en vrees, dat men te diep met Frankryk verzeilen mogt, Davidson herwaards geschikt hadt, mag men, met reden, in twyfel trekken. De Staaten, de Koningin hooglyk bedankt hebbende voor haare genegenheid, benoemden terstond Gemagtigden, om den Gezant nadere opening te doen, terwyl zy orde stelden, om hem, op 's Lands kosten, te huisvesten en te onthaalenGa naar voetnoot(b). De Gemagtigden der Staaten verklaarden den Gezant, eerlang, op zyn verzoek ‘dat men, met kennis der Koninginne, in onderhandeling getreden zynde, over de opdragt der Nederlanden aan Frankryk, op gelyken voet, als Keizer Karel dezelven bezeten hadt, doch met behoudenis van Godsdienst en Voorregten; sedert ook de overige voorwaarden der inhuldiging beraamd hadt, zo dat de Gezanten, naar Frankryk geschikt, reisvaardig waren, wagtende alleenlyk op goeden wind. Voorts, gaven zy te verstaan, dat | |
[pagina 53]
| |
zy nog evenveel schepen en volk van oorloge in dienst hadden, als zy, voor eenige maanden, aan haare Majesteit hadden verklaard. Doch zy waren nogtans, sedert de dood zyner Doorlugtigheid, dermaate gekrenkt, dat zy de hulp haarer Majesteit hoognoodig hadden, weshalve zy 'er op 't vuurigst om smeekten.’ DavidsonGa naar margenoot+ gaf hierop voor bescheid ‘dat hy geen' last hadt om der Staaten zaaken in verwarring te brengen, waarom hy, bespeurende, hoe ver men met Frankryk gevorderd ware, geene nadere opening behoefde te doen van 't gene de Koningin, zyn Meesteres, met de Staaten, zou hebben willen handelen: dat hy haare Majesteit van 't gehoorde verwittigen zou, en haaren naderen last hier blyven afwagten.’ Veelen namen goed genoegen in zyn bescheid, en vooral in zyn verblyf, zig beloovende, dat het den Koning van Frankryk rekkelyker zou maaken in 't bewilligen, of ten minsten doen spoeden, met het uiten zyner meening, over de beraamde voorwaardenGa naar voetnoot(c). |
|