Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXIII. Slag op de Bourtange.De Graaf van Hohenlo, rekening hebbende gemaakt, dat deeze schans Rennenberg langer werk gegeven zou hebben, hadt zyn meeste voetvolk, hier en daar, in bezetting gelegd: een deel gezonden naar Lingen, daar de Drost Mulart neigde naar Spanje. Zelf toog hy naar Wedde, daar hy eenig volk liet, om 't Slot te beschieten: met het overschot, den weg neemende naar Slogteren, van meening, om Delfzyl te herwinnen. Maar Rennenberg, ziende Hohenlo zyn volk dus smaldeelen, slegt de schans aan den Opslag, slaat op weg, met al zyne magt, en past, voor hem, te Slogteren te zyn. Hier vondt hy egter een deel der Hohenloschen, die, al vegtende, de wyk namen tot Heili- | |
[pagina 342]
| |
gerlee en Winschooten toe, daar Hohenlo lag met de Duitsche PaardenGa naar voetnoot(v). Doch Rennenberg drong hier zo sterk op hem in, dat hy genoodzaakt werdt, tot voorby Wedde, op de Bourtanger heide, te rug te trekken. Toen storten Rennenbergs Speerruiters op de agterhoede der Staatschen, brengenze in wanorde, en doen 'er omtrent duizend sneuvelen. Al 't heir raakt op de vlugt. Zelfs de belegeraars van Lingen en Wedde. 't Geschut, geplant voor de laatstgenoemde Plaatse, werdt buit gemaaktGa naar voetnoot(w). De ramp der Staaten zou egter grooter geweest zyn, zo die van Holland geene goede sommen overgemaakt hadden, om de verstrooide Regementen wederom te verzamelen, en bezetting te leggen in Staveren, Hinloopen en andere Plaatsen in deezen oord. Ook gelukte het den bezettelingen van Dokkum en Kollum, eenig nieuw geworven volk van den Drost van Koeverden en den Schout van Hardenberg, in 't Klooster te Groot - Aduward, te overvallen, en 'er omtrent driehonderd te dooden of te vangenGa naar voetnoot(x). Ga naar margenoot+ Maar Rennenberg, 't veld nu ruim hebbende, rukte voor Koeverden, en hadt pas eenen aanvang van 't beleg gemaakt, wanneer de Plaats, die niet te houden was, by verdrag, aan hem overging, op den twintigsten van HerfstmaandGa naar voetnoot(y). Daarna, begaf | |
[pagina 343]
| |
hy zig naar Oldenzeel, daar weinig volks in lag, en daar de burgery oneens was met de bezetting. Fel deedt hy deeze Stad bestormen, en verloor 'er driehonderd man voor. Toen, waanende dat de Stad meer manschap hadt ingekreegen, dan men hem te vooren berigt hadt, besloot hy af te trekken: en was 'er nu bezig mede, als de burgers hem te rug riepen, en de Stad overleverden, tegen dank der bezettelingen, die, met al 't hunne, uittrekkende, belooven moesten, den Staaten, in geene drie maanden, te zullen dienenGa naar voetnoot(z). Van Oldenzeel, trok Rennenberg naar Zwolle. Doch zig te zwak vindende tot het beleg deezer Stad, begaf hy zig, van daar, met versterking van volk, voor Deutichem, dat, in den zomer des voorleeden jaars, door de Staatsche bezettelingen van Deventer en Zut fen, ingenomen wasGa naar voetnoot(a). Doch hy vondt hier zo veel tegenstands, en leedt zo merkelyke schade van de Doesburgsche bezettelingen, dat hy, ten vyfden dage, 't beleg opbrakGa naar voetnoot(b): en, Grol bezet hebbende, welk de Staatschen onbewaard gelaaten hadden, zondt hy de Knegten, over 't moer van Ommen, en de Paarden, door Koeverden, naar Steenwyk, voor welke Stad, de voortogt zyns Legers, op den agttienden van Wynmaand, aankwam. 's Daags te vooren, ja dien zelfden morgen, hadden die van de nader Vereeniging nog, met veele moeite, mids het tegenstribbelen der Ingezetenen, bezet- | |
[pagina 344]
| |
ting weeten te krygen in de StadGa naar voetnoot(c), die toen een streng beleg van vier maanden doorstondt, waarvan ons de uitkomst hierna te verhaalen staat. |
|