Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijVI. Vervolg der Handeling met Don Jan, onder bemiddeling der Keizerlyke Gezanten.Don Jan, midlerwyl, van Luxemburg, te Marche in Famine, gekomen, ontving aldaar de Gezanten van Keizer Rudolf den II, die Maximiliaan, onlangs, opgevolgd was; op nieuws herwaards gezonden, om den handel met de Staaten te vorderen. De algemeene Staaten vaardigden, insgelyks, Gemagtigden af, in merkelyken getale, die, in 't byzyn der Raaden van Staate, met Don Jan, handelden. Zy stonden op 't aanneemen der Gendsche Vrede; hy op 't verzenden der Spanjaarden te water: en zo hevig werdt 'er gestribbeld, dat Don Jan, eindelyk, uitborst, in scherpe bedreigingen, over der Staaten wederspannigheid. Men scheid- | |
[pagina 142]
| |
de vrugteloos. Doch omtrent middernagt deedt Don Jan, berouw hebbende, dat hy zig te verre hadt uitgelaaten, den Staatschen Gemagtigden aanzeggen, dat hy de Gendsche Vrede aanneemen wilde, zoze noch met den Roomschen Godsdienst, noch met 's Konings hoogheid streedt. Met den dag, kwam hy nog verder, verklaarende die Vrede te willen omhelzen, alzo hem gebleeken was, dat 'er 't Roomsch geloof en 's Konings hoogheid niet by verkort ware. Men hieldt hem voor, dat hy ook in 't vertrek der Spanjaarden te lande behoorde te bewilligen: waartoe hy, hebbende zynen mond gemaakt op het bemagtigen van Engeland, niet verstaan kon. De Staatsche Gemagtigden vertrokken zyndeGa naar voetnoot(c), stelden de Keizerlyke Gezanten hem de onmogelykheid der zeereize zo klaar voor oogen, dat hy zig, eindelyk, beweegen liet. Men ontwierp een verdrag, welk, door de Afgevaardigden der algemeene Staaten te Brussel, die van Holland en Zeeland uitgenomen, getekend werdtGa naar voetnoot(d).Ga naar margenoot+ In gevolge van dit verdrag, werdt 'er een Plakaat gemaakt, op 's Konings naam, welk, te Marche in Famine, door Don Jan, op den twaalfden, en te Brussel, door den regeerenden Raad en algemeene Staaten, op den zeventienden van Sprokkelmaand, getekend zynde, onder den naam van eeuwigGa naar margenoot* Gebod, alomme afgekondigd werdt. Het behelsde, ‘aanneeming der Gendsche Vrede, en be- | |
[pagina 143]
| |
lofte van het vergaderen der algemeene Staaten en van het vertrekken der uitheemsche Krygsknegten, binnen zekeren bestemden tyd, zonder dat zy, of anderen immer wederom in 't Land komen zouden, dan by 't ontstaan van eenen uitheemschen oorlog, of by bewilliging der algemeene Staaten. Voorts, dat de wederzydsche gevangenen zouden geslaakt worden; doch de Graaf van Buuren niet voor dat de Prins, zyn Vader, het besluit, by de algemeene Staaten te beraamen, zou zyn naargekomen. Nog, dat de Koning, door Don Jan en zyne andere Amptenaars, 's Lands vryheden zou doen handhaaven: waartegen de Staaten beloofden, by den Roomschen Godsdienst en 's Konings gehoorzaamheid, te zullen volharden, afstaande van alle verbonden, ten tyde der beroerten, met uitheemschen, geslooten, en van hunne zyde ook alle vreemde knegten afdankende. Wyders, zoudenze den Koning zeshonderdduizend ponden van veertig grooten ieder opbrengen, en daarenboven de Hoogduitsche knegten voldoen. Don Jan zoudenze voor Landvoogd ontvangen, terstond na 't vertrek der Spaansche, Italiaansche en Bourgondische Knegten. 's Konings nazaaten, Don Jan en zyne opvolgers, de byzondere Stadhouders, Raaden en Amptenaars zouden dit verdrag bezweeren moeten. Eindelyk, nam de Koning, voor zyne rekening, de penningen, ten tyde der beroerten, door de Staaten geligt, van wie | |
[pagina 144]
| |
't ook ware, met naame van de Koninginne van EngelandGa naar voetnoot(e)’ Ga naar margenoot+ Het bekragtigen der Gendsche Vrede, door het eeuwig Gebod, welk die van Holland en Zeeland geweigerd hadden te onderschryven, bragt de zaaken in zulk eene gesteltenis, dat, noch de Spanjaards, noch de Roomschgezinde Staaten de twee gemelde gewesten beoorloogen konden: terwyl Oranje Don Jan niet boven zig behoefde te erkennen, voor dat de algemeene Staaten, hierop, beschreeven waren, en besluit genomen hadden. De algemeene Staaten, zig hiermede verlegen vindende, zonden aan den Prinse, met verzoek, dat hy 't Verdrag, met DonGa naar margenoot+ Jan gemaakt, wilde aanneemen. Doch hy en de Hollandsche en Zeeuwsche Staaten antwoordden ‘dat hun het oogmerk der algemeene Staaten, om de Gendsche Vrede te bevestigen, by het Verdrag met Don Jan, kwalyk getroffen scheen. Men verbondt, in het zelve, de Staaten aan ongewoone eeden. Men beloofde, 's Lands vryheden te zullen handhaaven, en men schondtze, door het ophouden des Graaven van Buuren. Vreemd was 't ook, ten behoeve van eenen hoop eerlooze fielen, verklaard voor vyanden des Vaderlands, nu nog geld op te brengen. Eindelyk, vonden zy zig, by de punten van dit verdrag, minder verzekerd, dan by 't gene hun, certyds, te Breda was aangeboden. Zy wilden egter niet alleen de Gendsche Vrede onderhouden; | |
[pagina 145]
| |
maar zelfs het tegenwoordig Verdrag tekenen, zo de algemeene Staaten hun behoorlyke verzekering wilden geeven, van zig in geenen verderen handel met Don Jan te zullen inlaaten, als de Spanjaards, ten bestemden dage, 't Land niet ruimden: en dat men, zelfs na 't vertrek der Spanjaarden, Don Jan niet tot Landvoogd zou ontvangen, voor dat alle punten, strydig met 's Lands geregtigheden, zouden zyn verbeterd en hersteldGa naar voetnoot(f).’ De algemeene Staaten verklaarden, op dit laatste alleenlyk ‘dat zy van zins waren, de Spaansche Knegten, des noods, met geweld van wapenen, ten Lande uit te dryven, en zig in geenen verderen handel met Don Jan in te laaten, waardoor dit vertrek eenigszins zou konnen worden opgeschortGa naar voetnoot(g):’ waarin Oranje en die van Holland en Zeeland niet voldaan waren. Don Jan vervoegde zig, midlerwyl, teGa naar margenoot+ Leuven, alwaar hy, door allerlei blyken van heuschheid en gemeenzaamheid, de herten van grooten en kleinen zogt te winnen. Ten zelfden tyde, gaf hy den Staaten kennis van eenen aanslag op zyn' persoon, gebrouwen, zo hy voorgaf, door den Prinse van Oranje; doch men bevondt, by onderzoek, dat 'er niets aan wasGa naar voetnoot(h). Den Landvoogd daarna, den Hertog van Aarschot gesteld hebbende tot Burgtvoogd van Antwerpen, waartoe hem | |
[pagina 146]
| |
de Staaten benoemd hadden; zag men aan deezen, in Lentemaand, het Slot inruimen, door de SpanjaardenGa naar voetnoot(i), die allen ter Stad uit toogen, naar Maastricht, alwaar de overige Spaansche, Italiaansche en BourgondischeGa naar margenoot+ benden bescheiden waren. Voor 't einde van Grasmaand, trokken zy, met den Graave van Mansfeld aan 't hoofd, allen ten Lande uit, tot onbeschryflyke vreugde der meeste Landzaaten, onder welken 'er egter eenigen waren, wien 't wederkeeren deezer gehaatte Knegten op de leden lag: waarvan zy blyk gaven, in eenige zinryke versjes, die, ten deezen tyde, onder 't gemeen, verspreid werdenGa naar voetnoot(k). Ga naar margenoot+ Op den eersten van Bloeimaand, deedt de nieuwe Landvoogd zyne plegtige Intreede te Brussel, wordende hy daar ontvangen, met uitbundige tekenen van vreugde en eerbiedenis. Den vierden, zwoer hy, de Gendsche Vrede, het eeuwig Gebod, dat, kort te vooren, ook door den Koning bekragtigd was, en 's Lands voorregten te zullen handhaaven. Voorts beschonk hy verscheiden' Heeren, met ampten en jaargelden, om gunst te winnen. Doch men vondt 'er, die zyneGa naar margenoot+ weldaaden van de hand weezen. Ook gaat den President Viglius na, dat hy, by 't inhaalen van Don Jan, eenige woorden geuit zou hebben, die te kennen gaven, dat hy aan de bestendigheid der vrede wanhoopteGa naar voetnoot(l): doch hy beleefde den nieuwen kryg | |
[pagina 147]
| |
niet, overlydende, weinige dagen hierna, op den agtsten van BloeimaandGa naar voetnoot(m). |
|