Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 93]
| |
allen handel met die van Holland en ZeelandGa naar voetnoot(t), ten zelfden tyde egter, den Stadhouder Hierges en den Raade van Holland, zittende te Utrecht, last geevende, om de Steden deezer twee Landschappen, schriftelyk, te noodigen, tot onderwerping aan den KoningGa naar voetnoot(u): doch dit schryven deedt geene vrugt altoos. De Prins, al zyn vermogen aanwendende,Ga naar margenoot+ om zig, tegen de poogingen der Spaanschen, te verzetten, dreef, derhalve, terstond na de dood des Landvoogds, de Vereeniging tusschen Holland en Zeeland, waarover, in 't voorleeden jaar reeds, gehandeld was, ernstelyk door. De Staaten der beide Landschappen waren, door hem, tegen den elfden van Lentemaand, te Delft, beschreeven: en hy hadt hun, hier, schriftelyk, de noodzaaklykheid der Vereeniging zo leevendig vertoond, dat men 'er met ernst aan begon te arbeiden. Men vreesde den Prinse, met het verschuiven van dit werk, verderte zullen vertoornen, hebbende hy zig reeds misnoegd getoond ‘dat de Staaten zynen goeden raad zo kwalyk naarkwamen: en wederom betuigd, dat hy niet langer in de Regeering zou konnen blyven, en liever zien zou, dat een ander in zyne plaatse gesteld werdt, zo men geenen beteren voet wilde beraamen, op de Vereeniging, op de eenpaarige heffing der gemeene middedelen, en op het gereeder voldoen van 't KrygsvolkGa naar voetnoot(v).’ Men bragt dan 't stuk der | |
[pagina 94]
| |
Vereeniging in de Vroedschappen der Steden van Zeeland en 't Noorderkwartier, die 'er nog niet op beslooten hadden; in welken het, door Gemagtigden van zyne Doorlugtigheid, werdt voortgezetGa naar voetnoot(w). Eindelyk, werdt het Verbond van Vereeniging tusschen Holland en Zeeland, te Delft, op den vyfentwintigsten van Grasmaand, door den Prinse, door de Edelen, en door de Gemagtigtigden der Steden, Dordrecht, Delft, Leiden, Gouda, Rotterdam, Gorinchem, Schiedam, Briele, Geertruidenberg, Alkmaar, Hoorn, Enkhuizen, Edam, Monnikendam, Medenblik, Purmerende, Middelburg, Zierikzee, Vlissingen en Veere getekend. 't Schynt, dat Bommel ook in dit Verbond heeft willen begreepen zynGa naar voetnoot(x); doch men heeft deeze Stad niet toegelaaten. De Steden Schoonhoven en Oudewater, in 's vyands handen gevallen, en Woerden nog belegerd zynde, konden nu 't Verbond niet tekenen, dat, voorleeden jaar, door haare Gemagtigden, reeds getekend was. Daarentegen tekenden nu Leiden en Geertruidenberg, die, te vooren,Ga naar margenoot+ niet getekend hadden. Het Verbond zelf kwam genoegzaam overeen met dat van voorleeden jaar. ‘De hooge Regeering werdt, by het zelve, door de Staaten, voor zo veel in hen was, aan den Prinse, onder den naam van Hooft ende hoogste Overigheydt, opgedraagen, met volkomen' magt, om soo lange de Landen in oorloge ofte wapenen | |
[pagina 95]
| |
zouden zyn, als Souverein ende Overhooft, te mogen gebieden en verbieden. De Staaten, Amptenaars, Wethouders, Schutteryen en Gemeenten zouden zyner Doorlugtigheid, tot onderhouding van het Verbond, trouwe en gehoorzaamheid zweeren. Ook zou de handhaaving van het zelve en van 's Lands voorregten, van wege den Prinse, by eede, beloofd worden. Wyders, werdt beraamd, dat die van 't Noorderkwartier en van Zeeland elk drie Gemagtigden in Holland hebben zouden, en die van Holland, daarentegen, ook drie Gemagtigden in 't Noorderkwartier, en drie in Zeeland, om voor de onderhouding van 't Verbond te zorgenGa naar voetnoot(5). De Prins zou deeze Gemagtigden kiezen, uit eene benoeminge der StaatenGa naar voetnoot(y).’ In het Berigtschrift voor deeze Gemagtigden, hadt de Prins, naar sommiger verhaal, eenige dingen doen stellen, die men hieldt te stryden met de voorregten der Steden, onder verklaaring, nogtans, dat menze in geen gevolg trekken zou. De Steden waren hierover kwalyk te vrede, en vindt men, dat die van Middelburg gezeid zouden hebben ‘dat men den luiden, tot voorstand der vryheid | |
[pagina 96]
| |
allerlei zwaarigheden deedt ondergaan, en hun, ondertusschen, door zulke byvoegsels van de dingen in geen gevolg te zullen trekken, hunne vryheden scheen te willen beneemenGa naar voetnoot(z).’ De Gemagtigden bleeven egter in bewind zo lang de Prins in 't leeven was; doch na zynen dood, heeft menze, wederzyds, t' huis ontbooden, en Holland, Zeeland en Westfriesland, welken de Prins, door het Verbond, waarvan wy spreeken, tot één Landschap scheen te willen maaken, zyn wederom twee, en, in zeker opzigt, drie byzondere Landschappen geworden. |
|