Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijIX. Sonoi bemagtigt het Barndegat.Terwyl men nog over de Vrede handelde, waren 'er, van wederzyde, verscheiden' aanslagen gesmeed, om elkanderen, te water en te lande, afbreuk te doen, en hierdoor voordeeliger voorwaarden van elkanderen te bedingen. De Staatschen, toeleg maakende om Haarlem, door 't belemmeren van den toevoer derwaards, te dwingen tot het verlaaten der Spaansche zyde, waren overeengekomen, dat Sonoi en die van 't Noorderkwartier het Barndegat, eenen inham van 't Y, over Amsterdam gelegen, zouden bemagtigen, terwyl die van Zuidholland zig van de schans op den Sparendamschen dyk, by 't Huis ter Hart, zouden zoeken meester te maaken. Hiermede zou de toevoer naar Haarlem, beide langs de Meer en langs 't Y, afgesneeden zyn. 't Gelukte Sonoi, op den zevenden van GrasmaandGa naar voetnoot(u), het Barndegat in te neemen, alwaar hy, terstond, eene schans opwierp, den Waterlandschen dyk doorstak, en de Noordhollandsche galeien, door dit gat, in 't Y bragt. Doch te Hoorn, werdt weinig haast gemaakt, met het uitrusten van groote schepen, die 't Y schoon zouden hebben moeten houden. In 't Zuiderkwartier vondt men, hoewel de Prins 't werk aandreef, ook zwaarigheid, in 't overmeesteren van den Sparendamschen dyk. | |
[pagina 54]
| |
De Amsterdammers maakten zig, ondertusschen, gereed, om Sonoi, met magt van volk en schepen, te verdryven, hem, midlerwyl, te water en te lande, by nagt en by dage, in beweeginge houdende, tot dat hy, geeneGa naar margenoot+ hulp bekomende, het Barndegat, den vierentwintigsten, wederom verliet, zig zeer beklaagende, dat men zo schoone gelegenheid om den vyand afbreuk te doen hadt verwaarloosdGa naar voetnoot(v).Ga naar margenoot+ Hierges, naderhand, eenig volk, over Utrecht en Amsterdam, aan den Sparendamschen dyk, byeen gekreegen hebbende, trok, over de Beverwyk, naar Westfriesland. Van Schoorl, daar hy 't voetvolk leggen liet, rukte hy, met de paarden, voort, tot aan den Slaaper. Doch hier vondt hy de schansen zo wel bewaard, dat hy, zynen moed, met plonderen en blaaken, hier en daar, gekoeld hebbende, na een verblyf van veertien dagen, naar de Beverwyk, te rug keerdeGa naar voetnoot(w). |
|