Vaderlandsche historie. Deel 6
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijIV. Moord van Parys.Doch eenige dagen te vooren, kreeg hy de tyding van den moord der Hugenooten te Parys, die hem zeer trof en groote verandering in zyne oogmerken maakte. Wy hebben niet voor, deeze ysselyke gebeurtenis, omstandiglyk, te verhaalen. Men weet, dat de Hoofden der Hugenooten, eenen geruimen tyd geleeden, onder den schyn van vriendelykheid en vertrouwen, door Koning Ka- | |
[pagina 389]
| |
rel den IX, ten Hove gelokt waren, en dat men de gelegenheid der Bruilofte van Henrik, Koning van Navarre, met 's Konings Zuster, waarnam, om den Admiraal van Coligni, den Heer van Teligni, zynen Schoonzoon, en zeer veele andere Heeren, benevens omtrent tienduizend gemeene Hugenooten, zo in de Stad als in de Voorsteden van Parys, gantsch onverhoeds en wreedelyk, te doen vermoorden: waartoe die van Guize, boven anderen, de hand leendenGa naar voetnoot(s). Wy voegen 'er alleenlyk by, dat deeze moord, dien verscheiden' nazaaten van Koning Karel gaarne uit de Geschiedboeken zouden uitgewischt hebben willen zien, in den nagt van den drie-entwintigsten van Oogstmaand, is voorgevallen, en van Parys tot andere voornaame Steden in Frankryk oversloeg. Men vindt 'er, die melden, dat de KoninginneGa naar margenoot+ Moeder van Frankryk, die haaren Zoon tot den moord aangezet hadt, ten deezen zelfden tyde, zou hebben toegelegd, om, door den Heere van Schomberg, of door den Overste Ernst van Mandesloo, die, in 't Nassausch Leger, over drieduizend paarden, geboodtGa naar voetnoot(t), ook den Prins van Oranje, die naauw met de Hugenooten verbonden was, van kant te doen helpen; doch dat Mandesloo dit slinks voorneemen den Prinse ontdekt zou hebbenGa naar voetnoot(u). By onze schryvers, vindt men hiervan egter geen gewag. | |
[pagina 390]
| |
Na 't ontvangen der droeve maare van Parys, stelde Oranje alle zyne hoop in 't ontzetGa naar margenoot+ van Bergen. Hy deedt veel weer, om Alva uit zyn voordeel en op 't vlakke veld te lokken. Doch de Hertog toonde wederom, gelyk voor vier jaaren, dat hy voorhadt, den Prins te overwinnen, zonder slaan. Men hieldt, nu en dan, schutgevaartenGa naar voetnoot(v). Doch 't kwam tot geen beslissend gevegt. De Prins verstoutte zig zelfs, eenen aanval te doen op 's Hertogs verschansingen; doch werdt hier, met zwaar verlies, afgeweezen. Romero beslookte ook 's Prinsen Legerplaats, op eenen nagt, met drieduizend man; daar de Prins groot gevaar zyns leevens liep, worden de hy, maar even van passe, door eenen hond, gewektGa naar voetnoot(w). Ga naar margenoot+ Ondertusschen, werdt het beleg sterk voortgezet, den Hertog zig, volgens zyne gewoonte, tot geenen Veldslag willende laaten beweegen. Oranje dan, geen' kans ziende om de Stad te ontzetten, en vreezende, dat de Duitsche Knegten hem om betaaling zouden maanen, eer zy iets verders zouden willen onderneemen, terwyl hy zig buiten staat vondt, om hun te voldoen; besloot, na weinige dagen, op te breeken. Hy trok, zynen Broeder, Graave Lodewyk, berigt gegeven hebbende, dat hy nog eenen storm of twee afwagten, en dan de Stad, op de beste voorwaarden, overgeeven moest, over Mechelen, naar den MaaskantGa naar voetnoot(x), bereikte eerlang de | |
[pagina 391]
| |
overzyde, en voorts ook die van den Ryn, by Orfoi. Hier dankte hy zyne benden af, zonderze te konnen betaalen. De Oversten egter paaiden 't volk nog, met de schriftelyke verzekering, hun door de Staaten van Holland gegevenGa naar voetnoot(y). Bergen, daar nu geen houden meer aan was,Ga naar margenoot+ ging, op den negentienden van Herfstmaand, over, by Verdrag, dat eerlyk werdt naargekomen. Graaf Lodewyk en de andere Oversten trokken, elk met zyn paard, wapenen en pakkaadje, uit: de Fransche Knegten, in vollen geweer, met brandende lonten, vliegende vendels, en zo veel als zy draagen konden: doch de Nederlandschen alleen met dolk en degen en hun gewoon gewaadGa naar voetnoot(z). De Steden in Brabant, te vooren door den Prinse bemagtigd, vielen, na 't overgaan van Bergen, den Hertoge wederom in handen. Zy moesten allen het inneemen van 's Prinsen bezetting, met zekere somme gelds, boeten. Mechelen alleen, daar men eerst SpaanscheGa naar margenoot+ bezetting geweigerd, en toen 's Prinsen volk ingelaaten hadt, werdt het Krygsvolk ter plondering overgegeven, en, drie dagen agtereen, vervuld met roof, moord en vrouwenschennis: waarna de overgeblevenen hun leeven van de Hopluiden, die, zo 't heette, geen deel aan den buit hadden gehad, ten duursten, koopen moesten. De Stad werdt wyders met- verbeurdverklaaring van alle haare | |
[pagina 392]
| |
voorregten gestraftGa naar voetnoot(a): doch in 't volgend jaar, by vonnis des Raads van Beroerte, wederom in dezelven hersteld. Ondertusschen oordeelden zelfs de Spaanschgezinden, dat Mechelen veel te streng gehandeld wasGa naar voetnoot(b): en nam de haat tegen Alvas Regeering, hand over hand, toe onder de LandzaatenGa naar voetnoot(c). |
|