Vaderlandsche historie. Deel 6
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXVIII. 't Volk klaagt over de Regeering.De onlusten met Engeland, die hevigst waren, toen de tiende penning gevorderd werdt, maakten, zo wel als 't gerugt deezer nieuwe schatting, de gemeente alomme gaande. 't Klaagen over Alvas strenge regeering werdt algemeen, en hy zelf bleef 'er niet onkundig van, doordien hy eenige luiden aanhieldt,Ga naar margenoot+ by 't gemeen, zeven stuivers Luiden genoemd, om datze zo veel 's daags verdienden; welken hem geduurig berigt gaven van 't gene 'er, onder 't volk, gesproken werdt. Oranje, die zig thans in Duitschland bevondt, kreeg ook, in 't heimelyk, kennis van den toestand der zaaken hier te lande,Ga naar margenoot+ uit Meester Paulus Buis, die, van de Dagvaart te Brussel te rug keerende, zyne medegemagtigden vooruit liet reizen, voorwendende nog iets in Brabant te doen te hebben, en over nagt en dag naar Dillenburg toog, | |
[pagina 307]
| |
daar hy zig, slegts een etmaal, by den Prinse, ophieldt, en niet boven drie dagen, na de andere Gemagtigden, wederom in Holland kwamGa naar voetnoot(c). Hy was, ten deezen tyde,Ga naar margenoot+ Pensionaris van Leiden, en hadt, geduurende de gevangenis van 's Lands Advokaat, en by afwezendheid van den Pensionaris van Dordrecht, somtyds, de Dagvaart waargenomenGa naar voetnoot(d). Na de dood van van den Einde, in Lentemaand deezes jaars voorgevallen, beslooten de Staaten, voor eerst, geenen Advokaat aan te neemenGa naar voetnoot(e), schoon 'er verscheiden' waren, die hunnen dienst hadden aangebooden: van welk besluit geene andere reden schynt te zyn geweest, dan dat zy Meester Dirk van der Nyenburg, die hun, door Alva, aangepreezen wasGa naar voetnoot(f), noch afwyzen durfden, noch aanneemen wilden. Doch toen men, na 't uitbersten van den oorlog in Holland, Alva niet meer behoefde te ontzien, werdt Meester Paulus Buis, tot 's Lands Advokaat, aangesteld. Hy hieldt, van den tyd zyner reize naar Dillenburg af, met kennisse der Heeren van Zwieten en Kalslagen, geduurig heimelyk verstand met Oranje: waartoe men, somtyds, in stilte, te Alfen, byeen kwam, op een Huis van den Heere van Kalslagen, Jakob Koppier, uit wiens mond, de Historieschryver Bor deeze byzonderheid te boek steltGa naar voetnoot(g). | |
[pagina 308]
| |
Oranje, uit Buis, berigt van den staat der Landen bekomen hebbende, besloot, zo menGa naar margenoot+ wilGa naar voetnoot(h), op den raad, hem, in Frankryk, gegeven, door den Admiraal de Coligni, 't geluk der wapenen, dat hem te lande tegengeloopen was, ter zee te beproeven, en aan eenige gevlugte Edelen, Koopluiden en anderen, lastbrieven te geeven, om, met schepen, die sommigen, voor eigen' rekening, inGa naar margenoot+ zee bragten, te vrybuit te vaaren. Hy stelde dan Jonkheer Adriaan van Bergen, Heere van Dolhain, aan, tot zynen Onder-Admiraal over eenige schepen, die onder bevel stonden van Jonkheer Lodewyk van Bergen, des Onder-Admiraals Broeder, Jonkheer Albrecht van Egmond, Jonkheer Lancelot van Brederode, Bastaardbroeder van Heere Henrik, Adriaan Menning, Jan Broek, Nikolaas RuikhaverGa naar voetnoot(i), Barthold Entes van Mentheda, Willem van Imbise, Dirk van BreemenGa naar voetnoot(k), Kornelis Geerlofz Roobol, Fokke Abelszoon, Egbert en Juriaan Wybrandszoonen, Jan Klaaszoon SpiegelGa naar voetnoot(l), Dirk Duivel, Jan van TroyeGa naar voetnoot(m), en verscheiden' anderen: welker getal, van tyd tot tyd, aanwies.Ga naar margenoot+ Zy hadden last van den Prinse ‘om den Steden, Plaatsen of Ingezetenen van het Roomsche Ryk, Engeland, Deenemarke, Zweeden, Frankryk, en allen anderen, die den woorde Gods en hem waren toegedaan, niet te beschadigen:’ doch dee- | |
[pagina 309]
| |
ze last werdt kwalyk naargekomen. De schepen hielden zig, gemeenlyk, op, in de Engelsche zeehavens, daar zy, ter oorzaake vanGa naar margenoot+ het ongenoegen tusschen de Koninginne en Alva, gedoogd werden; of te Rochelle in Frankryk, daar de Hugenooten meester waren, of op de Rivieren de Elve en de Eems. Zelfs ontzagen zy zig niet, 't Vlie in te loopenGa naar voetnoot(n), en op en langs de Zuiderzee te stroopen: waarom men, in den Zomer deezes jaars, te Amsterdam, een Oorlogschip en eenige platbodemde Schuiten te water bragt, die de vrybuiters verdreeven, en drie derzelven gevangen namen, welken hun bedryf, met den hals, boeten moestenGa naar voetnoot(o). Weinig laater, vielen de Watergeuzen, dus noemde men 's Prinsen Zeevolk, in de Grietenye van Viglius Broeder, in Friesland, alwaar zy 't Klooster Weerd aan koolen leiden. Ook deeden zy eene landing op Ameland, daar zy 't Huis plonderden van den Heere Pieter van Kamminga, en op ter Schelling, daar 't Huis des Graaven van Aremberg verwoest werdt. Ook voerdenze, van hier, den Drossaard en Pastoor gevangelyk met zigGa naar voetnoot(p). Doch 't voornaamste, dat zy, hier omtrent, verrigtten, was het neemen van twee Vlooten van zestig en veertig schepen, die, langs het Vlie, naar Amsterdam wilden; en, na 't betaalen van losgeld, vry raaktenGa naar voetnoot(q). Naderhand be- | |
[pagina 310]
| |
legerde de Heer van Dolhain de Schans Delfzyl te water, met eenige Schepen; doch Gasper Robles, Heer van Billy, die over eene Vloot, welke, naar 't schynt, te Amsterdam uitgerust wasGa naar voetnoot(r), gebied voerde, noodzaakte hem, omtrent het einde van Slagtmaand, de plaats te verlaaten en zee te kiezenGa naar voetnoot(s). Ga naar margenoot+ Jan Broek van Amsterdam, een wakker Hopman, viel, omtrent deezen tyd, den Hamburgeren in handen, die hem, als een zeeroover, 't hoofd afloegenGa naar voetnoot(t): waaruit, zo wel als uit het ter dood brengen van eenigen te Amsterdam, af te neemen is, dat men 's Prinsen lastbrieven niet erkennen wilde: alzo men de gevangen' Watergeuzen, anders, niet gelyk zeeroovers, maar naar Krygsgebruik, gehandeld zou hebben. Ga naar margenoot+ Ook werdt, over de wettigheid van 's Prinsen lastbrieven, ten deezen tyde, in en omtrent de Nederlanden, getwist: oordeelende sommigen, dat hy, geen Regt van Opperste magt bezittende in eenigen der Nederlanden, hier, geenen last tot het voeren van oorlog vermogt te geevenGa naar voetnoot(u). Anderen meenden, dat zyn Prinsdom Oranje hem hiertoe regt gafGa naar voetnoot(v). Doch de beste en voornaamste grond van zyn Regt was het verzoek veeler voornaame Nederlanderen, die, tegen bezwooren' Voorregten, verdrukt wordende, geoordeeld hadden, hem te mogen verkiezen, om hen, door de wapenen, te beschermen. | |
[pagina 311]
| |
Ondertusschen, maakten 't de Watergeuzen zo grof, met berooven van vrienden en onzydigen, dat de Prins, hierover misnoegd,Ga naar margenoot+ den Heer van Dolhain, die ook geene rekening deedt van den bekomen buit, eerst eenigen tyd in hegtenis hieldt, en toen van zyn ampt ontsloegGa naar voetnoot(w). Doch ik meen, dat dit eerst in 't volgende jaar gebeurde, na dat de Watergeuzen, bedugt voor de Vloot, die, te Amsterdam en in 't Noorderkwartier, tegen hen uitgerust werdt, de Friesche kusten, in Lentemaand, verlaaten haddenGa naar voetnoot(x). |
|