Vaderlandsche historie. Deel 6
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXVII. De Staaten van Holland besluiten een diergelyk verzoek als de Edelen te doen.Het Vertoog der Edelen hadt, ondertusschen, zo veel gerugts gemaakt, door 't gantsche Land, dat 'er de byzondere Staaten kennis van namen. In Brabant, Vlaanderen en Namen, besloot men, eerlang, een Vertoog aan de Landvoogdesse te doen, genoegzaam van gelyken inhoud als dat der EdelenGa naar voetnoot(f). In Holland, hadt men, uit Brieven der Landvoogdesse, in Lentemaand, aan alle de Ste- | |
[pagina 151]
| |
den geschreevenGa naar voetnoot(g), reeds kennis gekreegen, dat men, ten Hove, vreesde voor eenige opschudding: waar tegen elk de wagt bevolen werdt. Doch toen men, naderhand, hier, het inleveren van 't Vertoog der Edelen en der byzondere Staaten vernomen hadtGa naar voetnoot(h), en, sedert, ook het openlyk prediken der Onroomschen in Holland, zo wel als elders, was aangevangenGa naar voetnoot(i), besloot men, in Hooimaand, ook opschorting van Inquisitie en Plakaaten, en het instellen eener nieuwe orde op 't stuk van den Godsdienst, by raade der algemeene Staaten, van de Landvoogdesse te verzoeken. Amsterdam alleen nam egter geen genoegen in dit besluitGa naar voetnoot(k). DeGa naar margenoot+ geheime Raad hadt, kort na 't inleveren van 't Vertoog der Edelen, eene Moderatie of maatiging der Plakaaten ontworpenGa naar voetnoot(l), die, sedert, door de Landvoogdes, de Heeren, en die van den geheimen Raad zelven, verbeterd was: waarna Egmond en eenige anderen hadden voorgeslaagen, om dezelve, by voorraad, vast te stellen en af te kondigen. Doch alzo sommigen, hierop, verstaan hadden, dat men, zonder uitdruklyken last des Konings, zo verre niet gaan mogt, en dat ook de maatiging zelve geen genoegen geeven zou, zoze, alleen op 's Konings naam, buiten bewilliging der algemeene Staaten, werdt ingevoerd; hadt men beslooten, 't ont- | |
[pagina 152]
| |
werp derzelve den Koning niet slegts, maar ook den Geregtshoven der byzondere Landschappen toe te zenden, en ten zelfden tyde, den byzonderen Stadhouderen last te geeven, om het den Steden onder hun bewind mede te deelen, en derzelver goeddunken daarop te verstaanGa naar voetnoot(m). In gevolge van dit Besluit, hadt de Stad Amsterdam, onder andere Steden in Holland, by brieven der Landvoogdesse zelve van den tweeden van Bloeimaand, ook kennis gekreegen van de ontworpen' Moderatie; schoon het ontwerp zelf, twee maanden laater, nog niet in Holland gekomen was. Haare Gemagtigden ter Dagvaart stemden, hierom, dat men alleenlyk een Afschrift van dit ontwerp behoorde te verzoeken, waarby men egter voegen mogt de bede, dat Holland niet boven andere Landen met de Inquisitie mogt worden belast. Doch men hieldt zig aan 't gevoelen der meerderheid, wordende Otto van Egmond, Heere van Keenenburg, die 't Verbond der Edelen getekend hadt, en Adriaan, Heere van Mathenes, uit de Hollandsche Edelen, en twee uit ieder der groote Steden, benevens den Advokaat, gemagtigd, om 't Vertoog der Staaten ten Hove in te leverenGa naar voetnoot(n). Ga naar margenoot+ Doch naauwlyks waren deeze Gemagtigden te Brussel gekomen, of zy vernamen, dat hun Vertoog daar reeds eenige dagen bekend geweest en gelezen was. De Raadsheer Coebel, die dit den Advokaat van den Ein- | |
[pagina 153]
| |
de hadt aangediend, hadt 'er zelfs bygevoegd ‘hoe dit Vertoog bevonden was van gelyken inhoud als het Verzoekschrift der Edelen, die men Geuzen noemde, en welker bedryf, by den Koning, zo kwalyk genomen was, dat zy gevaar liepen van in zyne hoogste ongenade te zullen vervallen.’ Voorts gaf hy in bedenken, of de Staaten, met het inleveren van hun Vertoog, het bedryf der Geuzen niet billykten, en zig dus ook aan gelyk gevaar met hen bloot stelden. En treedende in het onderzoek van het Vertoog zelf, merkte hy aan ‘dat 'er eene vryheid in begeerd werdt, die 't Land voor allerlei verleiders en kwaaddoeners open stellen moest: waarom het inkomen van vreemde Leeraaren, het openlyk prediken, de opschuddingen onder de gemeente, en andere zwaarigheden, die 'er uit te wagten waren, den Staaten zouden worden te last gelegd.’ Ten besluite, zeide hy ‘dat hun Vertoog geene vrugt doen zou, alzo zy geen ander antwoord van de Landvoogdesse te wagten hadden, dan den Geuzen reeds gegeven wasGa naar voetnoot(o).’ Alle deeze redenen strekten, om de Gemagtigden van Holland af te schrikken van het inleveren van hun Vertoog. Ook bragtenze te wege, dat 'er eenige verandering in gemaakt werdt. De President Viglius en de Graaf van EgmondGa naar margenoot+ zelf, dien zy 't, veranderd, vertoonden, vonden 'er egter geen genoegen in; maar hielden hun voor ‘dat zy, met hun | |
[pagina 154]
| |
Vertoog, den brand niet blusschen; maar veeleer nog meer ontsteken zouden. Dat men reeds, na hun besluit tot het overleveren van zulk een Vertoog, het openlyk prediken, in Holland, hadt zien beginnen. Dat het hun werk niet was, over de Plakaaten des Konings, te redentwisten; met diergelyke redenen meer.’ Voorts onderstonden zy ‘wie de Staaten beschreeven hadt, om op dit Vertoog te raadpleegen? Waarschynlyk was dit door den Advokaat geschiedGa naar voetnoot(p). Nog vroegenze ‘hoe de Heer van Brederode in die Dagvaart gekomen wareGa naar voetnoot(2), en of men den Raad van Holland en den Stadhouder van 't houden derzelve, vooraf, kennis gegeven hadt?’ Al het welke de Gemagtigden der Staaten zo verlegen maakte, dat zy 't verzoek om opschorting der Plakaaten, en om 't raadpleegen der algemeene Staaten uit hunGa naar margenoot+ Vertoog lieten, en het dus, merkelyk veranderd, overleverden. De veranderingen werden, sedert, door den Stadhouder, den Prinse van Oranje, goedgekeurdGa naar voetnoot(q). En zelfs, voor deeze reize, door de Staaten in denGa naar margenoot+ Haage, hoewel men 't den Gemagtigden gantsch niet wel afnam, dat zy hunnen last | |
[pagina 155]
| |
te buiren waren gegaan, en 't ook zeer vreemd vondt, dat het Vertoog reeds ten Hove bekend was geweest, eer de Gemagtigden daar zyn konden. Men verbondt, hierom, malkanderen, de Besluiten der Vergaderinge geheimer te houden. Ook werdt verklaard, dat de Gemagtigden der Staaten, als vertoonende de Staaten zelven niet, voortaan, den last, hun medegegeven, niet zouden hebben te overschreedenGa naar voetnoot(r). Het antwoord der Landvoogdesse op het Vertoog van Holland schynt niet gunstig geweest te zyn; doch ik vind niet aangetekend, waarin het bestaan hebbeGa naar voetnoot(s). |
|