Vaderlandsche historie. Deel 6
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXVII. Egmond schryft afzonderlyk.De Graaf van Egmond, wien de Koning eenen vriendelyken Brief geschreeven hadt, om hem van de zyde der andere Heeren af te troonen, waartoe ook de Landvoogdes herhaalde poogingen deedt, antwoordde, op gelyken voet, als hy, met Oranje en Hoorne, te samen, gedaan hadt: duidelyk toonende, dat hy zig, nergens door, zou laaten beweegen, om de party, die hy gekoozen hadt, te verlaatenGa naar voetnoot(c). 't Misnoegen tegen Granvelle wist zigGa naar margenoot+ langer niet te maatigen. Men stak hem, openlyk, eene spotprint in de hand, in welke hy zelf vertoond werdt, zittende te broeijen op een deel eyeren, daar Bisschoppen uit kwamen, terwyl hem een duivel boven 't hoofd zweefde, met dit byschrift, Hic est filius meus, ipsum audite ‘Deez is myn zoon, hoort hemGa naar voetnoot(d).’ Zelfs liep 'er een gerugt, dat zeker Bourgondier, Villet genoemd, op zyn leeven gingGa naar voetnoot(e): 't welk, veelligt, zo weinig grond hadt, als een ander, ten zelfden tyde verspreid, dat Granvelle een' aanslag gesmeed hadt, om eenen der drie Heeren van kant te helpenGa naar voetnoot(f). | |
[pagina 86]
| |
Doch zulke gerugten bewyzen, ten minsten, tot welk eene hoogte de partyschap gesteegen moet zyn, daar men elkanderen, tot diergelyke onderneemingen, bekwaam oordeele. Oranje, Egmond en Hoorne, die, door hun schryven, en door het verlaaten van den Raad van Staate, alomme, voor hoofden van hun, die zig tegen Granvelle verklaard hadden, bekend geworden waren, spaarden geene moeite, om aanhang te winnen.Ga naar margenoot+ De Markgraaf van Bergen, de Baron van Montigni, de Graaven van Hoogstraaten en Megen, de Heer van Brederode en andere voornaame Edelen hielden hunneGa naar margenoot+ zyde. Men stelde een Verbondschrift op, dat getekend en plegtiglyk bezwooren werdt. De inhoud wordt nergens gemeld. Doch men houdt voor zeker, dat 'er niets in vervat was, welk met den dienst des Konings, of het belang van den Roomschen Godsdienst geloofd werdt te strydenGa naar voetnoot(g). Veele aanzienlyke Heeren weigerden 'er egter in te treeden, met naame de Hertog van Aarschot, de Graaf van Aremberg, en de Heeren van Barlaimont, Courrieres en Hachicourt: die, nevens eenige anderen, zig noch voor de eene noch voor de andere zyde verklaaren wilden. Omtrent deezen tyd, schynen de aanhangers der drie Heeren zig eerst aan het draagen van eenen bondel pylen te hebben doen kennen, in plaats van de zotskap of het Kardinaals hoofd, zo als anderen spreeken, waarmede zy hunne dienaars te vooren hadden laaten pronken. Het draagen van zulk een zigtbaar teken van party- | |
[pagina 87]
| |
schap stelde Granvelle dagelyks bloot voor den schimp der menigteGa naar voetnoot(h): waartoe nog sloeg, dat de algemeene Staaten, in Wintermaand,Ga naar margenoot+ beschreeven, om de jongste driejaarige Bede, voor nog drie jaaren, in te willigenGa naar voetnoot(i), tot onderhoud van 't gewoonlyk KrygsvolkGa naar voetnoot(4), volstrektelyk weigerden, eenig voorstel aan te hooren, daar de Kardinaal tegenwoordig zou zyn. Ook hieldt hy zig toen te Mechelen, daar hy was, zo lang op, tot dat de Staaten wederom gescheiden warenGa naar voetnoot(k). Die van Holland bewilligden egter, niet voor Hooimaand des volgenden jaars, in de gedaane BedeGa naar voetnoot(l). |
|