Vaderlandsche historie. Deel 5
(1751)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXV.
| |
[pagina 429]
| |
baare bedieningen werden toegelaaten, mogten worden gegeven. De zes Steden wilden zelfs deeze Privilegien, in zo verre, hebben uitgebreid, dat 'er ook geene vreemde Stadhouders zouden mogen zyn. ‘De Keizer of zyne Nazaaten zouden, zeidenze, ligtelyk een' Spanjaard of een' Engelschman, met deeze waardigheid, konnen voorzien, 't welk de Staaten niet gaarne toelaaten zoudenGa naar voetnoot(x).’ Karel de V. was hun nogtans, hierin, niet te wille. Hy beloofde hun, geene Ampten of waardigheden aan vreemdelingen te zullen geeven; doch zonderde de Stadhouders en Vliesridders hiervan uitGa naar voetnoot(y). En Koning Filips heeft dit voorregt, naderhand, eerst by handtekening, en daarna by Brieven, onder 't groot zegel, bekragtigdGa naar voetnoot(z). De Staaten der Nederlanden waren, midlerwyl, te Brussel verscheenen. Van Holland, kwamen Adriaan van Mathenesse, Otto van Assendelft, Heer van Goudriaan, en Willem van Lokhorst, van wege de Ridderschap en Edelen, benevens eenige Gemagtigden uit de zes groote StedenGa naar voetnoot(a): van Zeeland, Matthys van Heeswyk, Abt der Lievevrouwe te Middelburg, de Markgraaf van Veere en Vlissingen, en de Gemagtigden der Steden Middelburg, Zierikzee, Goes, Reimerswaale en ThoolenGa naar voetnoot(b). Zy waren gelast, om te | |
[pagina 430]
| |
bewilligen en te helpen, in den afstand van elk byzonder Landschap aan Koning Filips, en om den gewoonen eed te ontvangen en af te leggen. Doch die van Holland hadden bevel, om hunne Volmagt hiertoe niet te vertoonen, voor dat zulks, ook door de andere Landen, geschied was. Ook was hier, ter Staatsvergaderinge, eenige zwaarigheid gemaakt, over de opvolging in 't Graaflyk gebied, in geval Filips, voor zynen Vader, mogt overlydenGa naar voetnoot(c). Doch my is niet gebleeken, dat 'er, ten Hove, over gehandeld is geworden. |
|