Vaderlandsche historie. Deel 5
(1751)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXVII.
| |
[pagina 352]
| |
nen en Bieren, en een ander, tegen het kwalyk aangeeven van den tienden PenningGa naar voetnoot(q). Doch van den Impost op de Wynen was, in Hooimaand, nog maar zeer weinig ingekomenGa naar voetnoot(r).Ga naar margenoot+ Voorts was 'er, ten Hove, gehandeld van het vernieuwen der Quohieren van Verpondinge over 't platte Land en de Steden van Holland, welk de Staaten gaarne gezien zouden hebben, dat, naar tyds gelegenheid, om de tien of vyftien jaaren, geschiedde, mids 'er niemant, dan die 't Land wel kende, toe gemagtigd werdt. Zy hadden 'er, al van 't jaar 1544 af, om verzogt. Doch 't was, om verscheiden' redenen, en onder anderen, om dat men niet wist, hoe men 't met Delft maaken zouGa naar voetnoot(s), tot nu toe, agtergebleeven. De veranderingen, sedert de jongste Verponding van 't jaar 1515 en 1518, in den toestand van verscheiden' Steden en Landeryen, gekomen, welker sommigen hooger, anderen laager gesteld zouden moeten worden, maakten dit werk thans zeer moeilyk. Sommige Koopsteden, bedugt dat men haar merkelyk belasten zou, klaagden over verval van handel. Amsterdam hadt, in 't voorleeden jaar, wel veertig Schepen, door storm en andere rampen, verlooren. Eenige Steden en Gehugten gaven ook voor, vry te zyn van alle Verpondinge Men onderzogt de oudste Berigtschriften voor de Gemagtigden tot de Verpondingen op, met naame dat van den jaare 1448, om 'er zig ee- | |
[pagina 353]
| |
nigermaate naar te rigten. De Staaten stonden wel toe, dat de Verponding, door Gemagtigden des Keizers, geschieden zou; doch zy wilden 'er den Stadhouder en eenen uit elke der zes groote Steden bygevoegd hebben. Ook zouden zy gaarne den tienden Penning eerst hebben afgeschaft gehad: en dat de Verponding alleen op veertigduizend Schilden, of daaromtrent gesteld werdtGa naar voetnoot(t). Alle deeze en andere zwaarigheden maakten de nieuwe Verponding thans zo moeilyk, dat zy, na dat men 'er lang over hadt gehandeld, geheellyk agterbleef. In Grasmaand, beslooten de Staaten, denGa naar margenoot+ Stadhouder, Maximiliaan van Bourgondie, Heere van Beveren en Veere, voor zyne getrouwe diensten, den Lande gedaan, en in verwagting, dat hy hun, by den Keizer en de Landvoogdesse, altoos gunstig zyn, en zig, zo dikwils als 't zyne zaaken toelieten, naar den Haage, begeeven zou, om 't Land te helpen regeeren; toe te leggen een geschenk van dertigduizend Karels guldens eens. Voor deezen, waren, aan de Graaven van Nassau en Hoogstraaten, ook diergelyke geschenken gedaan, en de Prins van Oranje zou 'er, insgelyks, om verzogt hebben, zo hy in 't leeven gebleeven was. Men oordeelde, derhalven, dat men, omtrent den Heere van Beveren, niet minder doen kon, dan men omtrent de voorige Stadhouders gedaan hadtGa naar voetnoot(u). |
|