Vaderlandsche historie. Deel 5
(1751)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXIV.
| |
[pagina 342]
| |
nen last hadden, om iet, tot beveiliging der Visscherye, in te willigen.’ De visschers, ziende dat 'er, ook by 't gemeene Land, geen onderstand te krygen was, beslooten, dit jaar, de Haringvaart te staaken en de Buizen op te leggenGa naar voetnoot(n). Ga naar margenoot+ Het neemen van Hollandsche Schepen door de Schotten was, deezen Zomer, wederom sterk voort gegaan. De Keizer deedt, derhalven, de Steden Dordrecht, Delft, Amsterdam en Gouda, in Wynmaand, in den Haage beschryven, den zelven een Ontwerp doende voorleggen, om zig, tegen de Schotsche en andere zeeschuimeryen, te beschermen. Naderhand, lieten 's Keizers Gemagtigden zig verluiden, dat hy voorhadt, vierentwintig of vyfentwintig Oorlogschepen uitGa naar margenoot+ te rusten. Doch om de kosten hiertoe te vinden, wilde men vyf stuivers van ieder aam Wyns geligt hebben. De Staaten hadden veel moeite om hierin te bewilligen, met naame die van Dordrecht, alwaar sterke handel, in Rynsche Wynen, gedreeven werdt. Eindelyk, stondt men vyf stuivers toe van de Rynsche Wynen, en van de andere wat minder, naar evenredigheid, onder beding, dat de Fransche Wynen vryelyk herwaards gebragt zouden mogen worden: 't welk ook, van deezen tyd af, sterker dan te vooren, schynt geschied te zyn. Doch van het uitrusten der Oorlogschepen, het voorwendsel, onder welk de Impost geheeven was, kwam zo veel niet. | |
[pagina 343]
| |
Het Hof bragt 'er, in 't volgend voorjaar, maar agt in zeeGa naar voetnoot(o). Het groote werk der inhuldiging van PrinsGa naar margenoot+ Filips was naauwlyks afgedaan, de Staaten hier voor en voor de geschenken, uit 's Keizers naam, plegtiglyk bedankt, en Vrouw Maria, die haar ontslag begeerd hadt, in de Landvoogdye bevestigdGa naar voetnoot(p), of Karel de V. verklaarde, met bewilliging der Staaten, dat de Nederlanden nimmer vaneen gescheiden zouden konnen worden; maar allen, door éénen Vorst, moeten worden geregeerdGa naar voetnoot(q). Men oordeelde, met grond, dat deeze vereeniging de Nederlanden magtiger maaken moest, dan ieder Landschap, op zig zelf, zou konnen zyn. Veelligt, hadt de Keizer ook in den zin, in navolging van Hertoge Karel den Stouten, de Nederlanden tot een Koningryk te verheffen: welke gedagten hy, zo men wil, alleen zou hebben laaten vaaren, om dat hy de verschillende Voorregten, Vryheden en Gewoonten, op welken de byzondere Landschappen zeer gesteld waren, niet, onder eene en dezelfde Regeeringswyze, zag te brengenGa naar voetnoot(r). |
|