Vaderlandsche historie. Deel 5
(1751)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXIV.
| |
[pagina 282]
| |
Farneze vertoonde den Keizer ‘dat de Paus zig, hiertoe, te Trente, van de geestelyke wapenen bedienen zou; doch dat zyne Keizerlyke Majesteit verpligt was, zyn gezag en de weereldlyke wapenen hiernevens te voegen.’ Hy deedt 'er by ‘dat zyne Heiligheid, om den Keizer hiertoe te beter in staat te stellen, gezind was, hem een gedeelte der Kerkelyke inkomsten in Spanje af te staan, en zyne benden met vyfhonderd Ruiters en twaalfduizend Knegten te versterken.’ Karel de V. omhelsde deezen voorslag greetiglyk, en besloot, van toen af, den Protestanten den oorlog aan te doen. Doch deeze onderhandeling was zo bedekt niet geschied, of de Protestanten, die den Ryksdag bywoonden, hadden 'er de lugt van gekreegen. De tyding van het ombrengen van een deerlyk overschot van weerlooze WaldenzenGa naar voetnoot(3), in het gebergte van Provence, welke men, omtrent deezen tyd, in Duitschland kreeg, versterkte de Protestanten nog meer, in het gevoelen, dat de Keizer en de Koning van Frankryk zig vereenigd hadden, om den Hervormden Godsdienst, aan alle oorden, te verdelgenGa naar voetnoot(l). Ga naar margenoot+ Karel de V. deedt, in 't najaar, in de Ne- | |
[pagina 283]
| |
derlanden, volk en geld verzamelen, om zig, tot het voeren van den Duitschen Kryg, in staat te stellen. Aan de Staaten van Holland, was, gelyk wy gezien hebben, reeds in Slagtmaand des jaars 1544, eene buitengewoone Bede van honderdduizend ponden van veertig grooten gedaan, tot voldoening, zo 't heette, der schulden van den voorgaanden oorlogGa naar voetnoot(m). Doch in Oogstmaand, werden hun nog zeshonderdduizend gelyke ponden, op te brengen binnen vier jaaren, afgevorderd. Men lei hun eene rekening voor vanGa naar margenoot+ 's Keizers uitgaave en ontvangst, by welke bleek, dat 'er, in twee jaaren en vier maanden, elfhonderdduizend guldens meer waren uitgegeven, dan 'er, in drie jaaren tyds, uit de Beden van alle de Nederlanden, was ingekomen. De Edelen, Dordrecht en Amsterdam bewilligden terstond in de volle somme, mids dezelve, in zes jaaren, eerst opbrengende. Haarlem, Leiden en Gouda kwamen, in 't eerst, niet hooger dan tot vierhonderd en tagtigduizend guldens. Eindelyk, stemden zy egter, met de drie andere Leden. Delft hieldt zig nog buiten last. Doch men wilde eenige voorwaarden bedingen; en vooral 't verlofgeld op 't uitgaand Kooren, dat men, sedert eenigen tyd, wederom hadt beginnen te heffen, afgeschaft hebben. Maar de Keizer, die thans zelf in de Nederlanden was, liet zig niet beweegen. Zelfs werden 'er, in de Acte van Aanneeminge der Bewilliging, | |
[pagina 284]
| |
nog zo veele voorwaarden niet gesteld, als de Staaten, mondeling, hadden bedongen. Zy waren genoodzaakt zig, voor eerst, te vrede te houdenGa naar voetnoot(n). Ondertusschen werdt de Gemeente, in den duuren tyd, dien men thans, eenige jaaren agtereen, hier te lande, hadt, en terwyl 's Lands Kas veel ten agteren wasGa naar voetnoot(o), door belasting op belasting, zo zwaar gedrukt, dat sommige Steden, onaangezien zy afslag genooten hadden, na verloop van verscheiden' jaaren, nog door den Ontvanger der Beden, openlyk en onder bedreiging van gyzeling, moesten aangemaand worden, om haar aandeel, in de jongst ingewilligde Bede op te brengenGa naar voetnoot(p). De Landvoogdes was, in den Zomer deezes jaars, waarschynlyk tot dit zelfde einde, ook naar Utrecht gereisdGa naar voetnoot(q). Van daar, begaf zy zig naar Gelderland, alwaar 's Lands Staaten den Keizer, tot het voeren van den Duitschen Kryg, eene Bede van driehonderdduizend goudguldens toestondenGa naar voetnoot(r). Toen trok zy naar Groningen, vorderende deeze Stad en het omgelegen Land twee-enveertigduizend guldens af, te betaalen in drie jaaren. De Groningers deeden haar, daarenboven, een geschenk van eenen gouden kop met guldens, drie voeder wyns, drie last tarwe, drie last haver en drie vette ossen. Van Groningen, begaf zy zig naar LeeuwaardenGa naar voetnoot(s), | |
[pagina 285]
| |
ongetwyfeld met oogmerk om den Friezen, insgelyks, eene Bede te doen, waarna zy, naar Brabant, te rug keerde. Midlerwyl, was de Raadsheer Viglius, door den Keizer, aan den Hertog van Beieren gezonden, om hem van den toeleg tegen de Protestanten kennis te geeven, en om hulp te verzoekenGa naar voetnoot(t): en Maximiliaan van Egmond, Graaf van Buuren, bragt, in de Nederlanden, een Leger op de been, aan welks hoofd, de Keizer voorhadt, in Duitschland te rukken. Verscheiden' Nederlandsche Heeren voegden zig by dit Leger, als Lamoraal, Graaf van Egmond, Jonkheer Henrik van Brederode, Andries, Bastaard van Wassenaar, en anderenGa naar voetnoot(u). Tegen den Winter, kwam de Keizer wederom in de Nederlanden, en kort voor nieuwjaar, te UtrechtGa naar voetnoot(v), daar hy een Kapittel der Ridderorde van 't Guldenvlies hieldt, en toen, door Gelderland, alwaar hy, in persoon, werdt ingehuldigdGa naar voetnoot(w), in Sprokkelmaand, naar Regensburg, keerdeGa naar voetnoot(x). Met de invordering der nieuwe ImpostenGa naar margenoot+ en Tienden, hadt men 't, dit jaar, in Holland, wederom zeer moeilyk gehad. Met het Land van Voorne en Putten, welk zig zeer ongaarne onder Holland liet omslaan, was men, eindelyk, overeengekomen, dat het een agtentwintigste deel in zestigduizend | |
[pagina 286]
| |
guldens, op welken de Imposten geschat werden, opbrengen zou. Doch men hadt veel werks, om dit geld te krygen. In Bloeimaand, bevondt men, dat de Impost op verscheiden' goederen, geheeven van den drie-entwintigsten van Lentemaand des jaars 1543, tot den twaalfden van Grasmaand des jaars 1544; de Impost op Wynen en Bieren, alleen tot den laatsten van Lentemaand des jaars 1545, en de Impost op Wynen en Bieren met de twee en een vierde stuivers van 't Morgen tot omtrent deezen tyd toe, samen zuiver hadden beloopen zes en negentigduizen zeshonderd zestien ponden dertien schellingen drie deniers van veertig grooten 't pond. De byzondere Ontvangers en Inzamelaars hadden zig tamelyk gekweeten, uitgenomen die van Haarlem en Woerden: doch daar bleeven nog zo veele onwilligen, dat men rekende, voor dezelven, eenentwintigduizend guldens van de Beden te moeten korten: hoewel deeze somme naderhand op veertienduizend guldens verminderd werdt. Met de invordering der twee Tienden, was het veel erger gegaan. Veelen hadden hunne inkomsten en winsten te laag opgegeven. De Ontvangers, vermoedelyk met kennis der Staaten, ongezind om 't vermogen der Ingezetenen voor 't Hof open te leggen, hadden veel oogluiking gebruikt: tot zo verre zelfs, dat van den tienden penning der Koopmans winsten niet meer dan twaalfhonderd guldens in rekening gebragt was. En was dit geen wonder, als men aanmerkt, dat, in eene Stad als Haarlem, maar negenentagtig guldens vier stuivers, door niet meer dan zes | |
[pagina 287]
| |
Koopluiden, betaald waren. Van den tienden penning der Huishuuren was, in deeze Stad, negenhonderd eenendertig guldens, dertien stuivers, drie deniers ontvangenGa naar voetnoot(y). In Westfriesland, was van den tienden penning van 't inkomen der Landeryen vyftienduizend vyfhonderd agttien ponden twee deniers gekomen, waar over geen klaagen viel. De Staaten hadden, by 't bewilligen der twee Tienden, bedongen, dat de Quohieren der Ontvangeren altoos geheim blyven moestenGa naar voetnoot(z). Dus scheen 'er geene gelegenheid te zullen zyn, om den waaren staat van 's Lands vermogen, ten Hove, te konnen kennen. Doch twee Keizerlyke Gemagtigden, de Sancto en Suys, hadden, in Grasmaand, eenige byzondere Ontvangers voor zig doen komen, en hier door ontdekt, wat 'er schuilde. De Staaten waren hierover wel zeer t'onvrede; doch moesten 't, huns ondanks, gedoogenGa naar voetnoot(a). Het Hof kreeg dus, allengskens, volkomener kennis van de misslagen der Ontvangeren en van het eigenlyk vermogen van 's Lands Ingezetenen; 't welk, door den tyd, tot zwaarer Beden gelegenheid gaf. De Keizer hadt de Ryksvorsten, te Regensburg,Ga naar margenoot+ beschreeven, voorgeevende de geschillen met de Protestanten, in der minne, te willen byleggen. Doch zyn waare toeleg was de Protestanten in slaap te wiegen, en on- | |
[pagina 288]
| |
verhoeds te overvallen. Ten dien einde, hadt hy den Graave van Buuren bevolen, de Nederlandsche benden ook naar Regensburg te geleiden. De Protestantsche Vorsten, niet onkundig van 's Keizers toeleg, verscheenen geen van allen op de Ryksvergadering; doch hielden ondertusschen heimelyke ByeenkomstenGa naar voetnoot(b), in welken, zy de middelen beraamden, om den Keizer 't hoofd te bieden, of hem zelfs aan te vallen. Toen zy gereed waren, deeden zy den Keizer afvraagen, op wien hy 't, met zyne toerustingen, gemunt hadt; hem hunnen dienst aanbiedende. Karel de V. begreep ligtelyk, dat zyn toeleg ontdekt was, gaf slegts algemeen antwoord, en vaardigde terstond boden, naar alle oorden, af, om zyne benden byeen te doen komen. Uit Duitschland, verzamelde hy eene tamelyke magt. De Graaf van Buuren kwam, met dertigduizend Knegten en zevenduizend paarden, uit de Nederlanden, over den Ryn, naar RegensburgGa naar voetnoot(c). De Paus zondt Octavio Farneze ook met een Leger derwaards. Karel verzogt zelfs de Protestantsche Vorsten, die buiten 't Verbond van Smalkalde waren, om hem volk by te zetten, voorgeevende, dat hy hunnen Geloofsgenooten den oorlog niet aandeedt om den Godsdienst, maar om dat zy zyne Hoogheid niet erkennen, noch zig naar de Rykswetten schikken wildenGa naar voetnoot(d). Doch terwyl de Keizer 't volk zogt diets te | |
[pagina 289]
| |
maaken, dat hy den Kryg niet voerde om den Godsdienst; maakte Paulus de III, by eene BulleGa naar voetnoot(e), in 't openbaar, bekend, dat hy met den Keizer in Verbond getreden was, om de Ketters, met de wapenen, tot de gehoorzaamheid der Kerke, te noodzaaken: ja hy vermaande elk, om 's Hemels zegen, door vasten en bidden, over zo heilig een' oorlog, te verwerven. Karel de V. was zeer te onvrede over den inhoud deezer Bulle. Doch de Paus zogt wel de uitrooijing der Protestanten; maar vreesde, tevens, voor den aanwas van 's Keizers magt. Zyne Bulle strekte, om de Protestanten, die buiten 't Verbond van Smalkalde waren, en de Zwitsers, van 't kiezen van 's Keizers zyde af te houdenGa naar voetnoot(f). Eer nog de Duitsche met de Nederlandsche Benden vereenigd waren, trok de Keizer op, langs den Donauw, om zig te voegen met de Italiaanschen, die vast door Tirol afkwamen. Doch Joan Fredrik, Keurvorst van Saxen, en Filips, Landgraaf van Hessen, hoofden van 't Verbond van Smalkalde, en onlangs, door den Keizer, in den Ryksban gedaan, een Leger van tagtigduizend Knegten en tienduizend paarden byeen gebragt hebbende, poogden deeze vereeniging te beletten: 't welk hun egter mislukte. Zelfs noodzaakte de Keizer hen, eerlang, hunne Legerplaats, by Ingolstad, te verlaaten, en eerst naar Nieuwburg, en toen naar Donauwerd, te wyken. Kort hierna, geraakte de Graaf van Buuren, ge- | |
[pagina 290]
| |
lukkiglyk, over den Ryn, en voorby Frankfort en Nieuwburg: waarna hy, binnen weinige dagen, te Ingolstad aankwam, en zig, by 't Keizerlyk Leger, voegde. Toen besloot Karel de Protestanten op de hielen te volgen. Doch deezen, den slag ontwykende, dien de Keizer ook niet sterk zogt, braken op van Donauwerd, en legerden zig te Nordlingen. Hier scheen het tot eenen Veldslag te zullen komen. De Protestanten, verdriet krygende in de geduurige togten, die zy niet doen konden, zonder veel volks te verliezen, stelden zig in slagorde. Karel schaarde zyn Leger insgelyks, geevende 't bevel over den voortogt aan Ferdinand Alvarez de Toledo, Hertoge van Alva, onder wien de meeste Nederlanders stonden, die de Graaf van Buuren hadt aangebragt. Doch men kwam tot geen hoofdtreffen. De gantsche Veldtogt liep ten einde, zonder dat 'er, tusschen de wederzydsche Legers, iets anders dan schutgevaarten voorgevallen ware. De Keizer behaalde 'er egter zo veel voordeels by, dat hy zig in staat vondt, om 't Beleg van verscheiden' Steden te onderneemen, die hem terstond werden opgegeven. Ook sneedt hy, van alle zyden, den Protestanten den toevoer af, en bragt hen eerlang in zulk eene engte, dat zy hun Leger in twee hoopen deelden, en aftrokken: begeevende den Keurvorst van Saxen en den Landgraaf van Hessen zig, met een' kleinen hoop volks, naar hunne byzondere Staaten, te rug. De Keurvorst van Saxen was 'er toe genoodzaakt, doordien hy tyding gekreegen hadt, dat zyn Hertogdom, door den Roomsch- | |
[pagina 291]
| |
Koning, Ferdinand, en door Hertoge Maurits van Saxen, die, schoon Luthersch en een Neef van den Keurvorst, door den Keizer, gewonnen was, te vuur en te zwaard, verwoest werdt. Verscheiden' Vorsten en Steden maakten toen hunnen zoen met den Keizer. De Graaf van Buuren nam Darmstad en Frankfort in. Augsburg en Straatsburg gaven zig, sedert, ook over aan den Keizer: die niemant in genade aannam, dan die zig voor vyand verklaarde van den Keurvorst van Saxen en den Landgraaf van Hessen. 't Jaar 1546 liep dus ongelukkig voor de Protestanten ten eindeGa naar voetnoot(g). Doch in 't volgend jaar, leeden zy nog meer. In Louwmaand, zondt de Keizer agtduizendGa naar margenoot+ Knegten en vyftienhonderd Ruiters, onder bevel van Jakob, of, volgens anderenGa naar voetnoot(h), Joos van Kruiningen, een Zeeuwsch Edelman, naar de Saxische grenzen. En 't gelukte hem, het Graafschap Lingen, het Graafschap Riethergen, de Steden Uffelen, Minden, en verscheiden' anderen tot onderwerping te brengen. Toen keerde hy naar Breeme, welke Stad hy, verscheiden' Koopvaardyschepen vernield hebbende, hevig beschieten deedt; doch hy werdt zelf in eenen uitval gedoodGa naar voetnoot(i). De Keurvorst van Saxen, in zyn Land te rug gekeerd, bemagtigde, in korten tyd, verscheiden' Steden, die, door Hertoge Maurits, waren ingenomen. Zelfs noodzaakte hy hem en den Roomsch-Koning, eerlang, Saxen | |
[pagina 292]
| |
te ruimen en naar 't Keizerlyk Leger de wyk te neemen. Doch de Keizer, sedert, zyne gantsche magt, langs de Elve, in Saxen gevoerd hebbende, leverde den Keurvorst, by Mulberg, slag, op den vierentwintigsten van Zomermaand, overwon hem, en nam hem gevangen. De Landgraaf, toen geenen kans ziende, om alleen den Keizer 't hoofd te bieden, maakte, door tusschenspraak van Hertoge Maurits, en van den Keurvorst van Brandenburg, zynen Zoen met den Keizer, die hem egter, tegen verwagting, gevangen hieldt. De Keurvorst werdt eerst ter dood veroordeeld; doch naderhand tot eene eeuwige gevangenis. Hertog Maurits van Saxen werdt, sedert, tot Keurvorst verheevenGa naar voetnoot(k). De Keizer zag zig, na 't overwinnen der twee voornaamste Protestantsche Vorsten, meester van gantsch Duitschland. Ga naar margenoot+ Luther beleefde het ongeluk niet van de voornaamste voorstanders zyner Leere onder de Duitsche Vorsten. Hy was, op den zeventienden van Sprokkelmaand des jaars 1546, in zyne Geboorte-Stad Isleben, overleedenGa naar voetnoot(l). |
|