Vaderlandsche historie. Deel 5
(1751)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXI.
| |
[pagina 268]
| |
Veere ingeloopen. Kort hierna, kreeg men tyding, dat de Schotten eenige Antwerpsche schepen beroofd hadden. De gantsche Schotsche Vloot werdt, hierop, met al het volk, te Veere, in beslag genomen. Doch in Lentemaand, vonden eenige Schotsche Bootsgezellen gelegenheid, om uit de hegtenis te ontvlugten, en zig meester te maaken van een Engelsch Schip, dat in de Haven lag, met welk zy naar Schotland zeilden. Doch deeze schending van 's Keizers grondgebied werdt zo euvel genomen, dat de Schotsche goederen, te Veere, terstond aangeslaagen, en ten behoeve van den eigenaar van 't Engelsch Schip, in 't openbaar, verkogt werden. 't Bleef hier niet by. In Bloeimaand, werden de Schotten, alomme hier te lande, voor vyanden, verklaard, en alle handel met hen verboodenGa naar voetnoot(e). En sedert, deeden de Nederlanders hun, en zy den Nederlanderen, eenige jaaren agter een, ter zee, alle mogelyke afbreukGa naar voetnoot(f). Ga naar margenoot+ Midlerwyl, hadt de Keizer zig naar Spiers begeven, om onderstand tegen Frankryk, by de Ryksvorsten, te verwerven. De Protestanten weigerden hulp, indien men hun geene vrye oefening van Godsdienst toestondt. De Keizer bewilligde in deeze voorwaarde, en bragt, hierop, een talryk Leger byeen. Graaf Willem van Furstenberg, die over een gedeelte des Keizerlyken Legers geboodt, trok vooruit naar de Nederlanden, en belegerde en be- | |
[pagina 269]
| |
magtigde Luxemburg, omtrent het einde van Bloeimaand. De Keizer, hem sedert gevolgd zynde, overmeesterde Commerci en Ligni, in 't Hertogdom Bar. Toen sloeg hy 't beleg voor S. Disier, in Champagne, welk hem zes weeken ophieldt. De Hertog van Norfolk was, kort te vooren, met een gedeelte des Engelschen Legers, te Calais, geland. Hy vereenigde zig met de Keizerschen, onder de Graaven van Buuren en Roeulx: en men ondernam 't beleg van Montreuil. Henrik de VIII, sedert, met het overig gedeelte des Engelschen Legers, geland zynde, sloeg zig voor Boulogne neder. De Keizer was met Koning Henrik overeen gekomen, dat de beide Legers zig vereenigen zouden, en regelregt naar Parys trekken; doch alzo 't beleg van S. Disier hem langer ophieldt, dan hy gedagt hadt, werdt deeze toeleg, door het aangroeijen des Franschen Legers, verydeld. Henrik kreeg, ondertusschen, vermoeden, dat Karel den togt naar Parys voor hem alleen wilde laaten, terwyl hy Champagne zou zoeken te overweldigen: en dit bewoog hem zig, voor Boulogne, neder te slaanGa naar voetnoot(g). In Holland, en elders in de Nederlanden, was, midlerwyl, by openbaaren Plakaate, afgekondigd, dat men het Engelsch Leger tolvry van allerlei voorraad voorzien kon. Te vooren, was de Koning van Engeland ook uitgezonderd geweest van een openbaar verbod, om vreemde Heeren te dienenGa naar voetnoot(h). Ter Staats- | |
[pagina 270]
| |
vergaderinge, was men, reeds in Bloeimaand, bedagt geweest, op 't beveiligen der Visscherye, alzo de Franschen Kaapers hielden, in de Noordzee, die, eenigen tyd geleeden, reeds verscheiden' Visschers genomen haddenGa naar voetnoot(i). Ga naar margenoot+ 't Beleg van S. Disier werdt vast voortgezet. Doch op den zeventienden van Hooimaand, den negenden dag van 't Beleg, werdt de Prins van Oranje, Stadhouder van Holland, terwyl hy zig in de Loopgraaven bevondt, door den slag van eenen steen, zo vinnig tegen de schouder getroffen, dat zy geheel verbryzeld werdt, en hy, des anderendaags, aan de wonde overleedt. Hy was niet ouder dan twee-endertig jaaren, en liet eene Weduwe, Anna van Lotharingen, dochGa naar margenoot+ geene wettige Kinderen na. By uitersten WilGa naar voetnoot(k), hadt hy het Prinsdom Oranje en zyne andere Heerlykheden gemaakt aan zynen Neeve, Willem van Nassau, die nu ruim elf jaaren bereikte, zynde op den veertienden van Grasmaand des jaars 1533, te Dillenburg gebooren. Zyn Vader was Graaf Willem van Nassau-Dillenburg, Broeder van Graave Henrik van Nassau, den Vader van René van Chalons, Prinse van Oranje: zyne Moeder, Juliana van Stolberg. De jonge Willem kwam, sedert, met zyne Nigte, de Prinsesse Weduwe, te BrusselGa naar voetnoot(l). Hy hieldt zig, doorgaans, in de Nederlanden op, alwaarGa naar margenoot+ hy, na dat hem, in 't jaar 1559, het Stad- | |
[pagina 271]
| |
houderschap van Holland opgedraagen was, de eerste grondslagen van de vryheid der Vereenigde Nederlanden heeft helpen leggen. Doch nu werdt, op den vierden van WynmaandGa naar voetnoot(m), Lodewyk van Vlaanderen, Heer van Praat, met het Stadhouderschap van Holland, Zeeland en Utrecht beschonkenGa naar voetnoot(n). Hy was afkomstig uit eenen natuurlyken Zoon van Lodewyk van Male, Graave van VlaanderenGa naar voetnoot(o), en getrouwd met Jozyne, oudste Dogter van Karel van Praat, met welke hy de Heerlykheid van Moerkerken in Holland behuwelykt hadtGa naar voetnoot(p). Den twaalfden van Wynmaand, nam hy zitting in den Raad, in den Haage, wordende aldaar, door den President van Assendelft, verwelkomdGa naar voetnoot(q). Wy keeren weder tot het beleg van S. Disier. De Graaf van Sancerre, die, binnen deGa naar margenoot+ Vesting, geboodt, verdedigde zig zo dapper, dat de belegeraars, na verloop van eenige weeken, nog weinig gevorderd waren. Doch de list van den Heer van Granvelle deedt hem, eindelyk, tot de overgaave besluiten. Men hadt eenige brieven, en onder deezen het Cyffer van den Hertoge van Guize onderschept. Granvelle, dit Cyffer nabootsende, gaf den Graave van Sancerre, by eenen Brief, kennis, dat de Koning voldaan was over zyne dapperheid; doch dat 'er geen kans was, | |
[pagina 272]
| |
om de Stad te ontzetten, of van den noodigen voorraad te voorzien: dat hyze, hierom, op de beste voorwaarden, moest overgeeven. Sancerre, den Brief aanmerkende als van den Hertoge van Guize komende, gaf, hierop, de Stad over, tegen 't einde van OogstmaandGa naar voetnoot(r). |
|