Vaderlandsche historie. Deel 5
(1751)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijVIII.
| |
[pagina 258]
| |
hebbende, zestigduizend Karels guldens, tegen den penning zestien, op te neemen, verbonden zig, onderling, elkanderen schadeloos te houden van de jaarlyksche Renten deezer Hoofdsomme, beloopende drieduizend zevenhonderd en vyftig guldens; en beloofden, elk zyn aandeel, op zynen tyd op te brengenGa naar voetnoot(o).Ga naar margenoot+ Doch in 't opstellen der nieuwe belastingen, waartoe men, in Slagtmaand, met meerderheid van stemmen, besloot, deeden zig egter merkelyke zwaarigheden op. Sommige Edelen, gelyk Egmond en Buuren, wilden niet gedoogen, dat dezelven, binnen hunne Heerlykheden, geheeven werden. De Graaf van Hoorne hadt, zelfs te vooren al, geweigerd, in zyne Heerlykheid van Altena, de twee tienden de laaten vorderen. Gorinchem maakte ook zwaarigheid, om Ontvangers tot den nieuwen Impost te benoemen. Sommigen wilden, hierom, de Landvoogdes verlof verzoeken, om de ingewilligde Bede, op eene gemakkelyker wyze, te mogen doen heffen. Zelfs zondt men de Pensionarissen van Amsterdam en Gouda, ten dien einde, naar bovenGa naar voetnoot(p). Doch deeze bezending was vrugteloos. De Imposten op Wynen, Bieren, Laken, Zyde, Fluweel, Beesten enz. werden, met den aanvang des volgenden jaars, alomme in Holland, geheevenGa naar voetnoot(q). Men betaalde 'er de jongste Beden van honderd en twintigduizend en vyf en zeventigduizend guldens uit, en | |
[pagina 259]
| |
men loste 'er de zestigduizend guldens, die, in Wynmaand des jaars 1542, waren opgenomen, mede afGa naar voetnoot(r). In Wynmaand deezes jaars, waren de Staaten ook genoodzaakt geweestGa naar voetnoot(s), geld en laken te zenden naar Utrecht, tot betaalinge van tien vendels Knegten, die, onder bevel van den Overste Burmania, uit Gulikerland, in 't Stigt gekomen waren, en den Landluiden en Kloosterlingen veel overlast aandeeden. Onder anderen, waren zy, onder 't roepen van Sla dood! sla dood! in 't Vrouwen Klooster buiten Utrecht gevallen, dreigende de Nonnen met bloote messen. Doch zy verliepen allen, toen 'er betaaling kwamGa naar voetnoot(t). Zo dra de Keizer in Henegouwen gekomenGa naar margenoot+ was, verdeelde hy zyn Leger in twee hoopen, en deedt Guize en Landrechies, te gelyk, belegeren. Doch Guize werdt, op de aankomst des Franschen Legers, wederom verlaaten, en al 's Keizers magt voor Landrechies gelegd. Op den agtentwintigsten van Wynmaand, begon men de Stad te beschieten. Doch tegen den avond, naderde het Fransche Leger, zig eerlang, in 't gezigt der belegeraaren, in slagorde stellende. De Keizerschen, meenende, dat het den Franschen ernst was, eenen slag te waagen, maakten zig insgelyks gereed. Doch 't bleek haast, dat de vyand alleen voorhadt, de Stad van voorraad te voorzien; 't welk de Keizerschen te laat gewaar werden, en hierom niet beletten konden. Ka- | |
[pagina 260]
| |
rel de V, sedert zelf in 't Leger gekomen, niet zonder gevaar geloopen te hebben, van door eene vyandlyke party, die by Quesnoi op hem paste, te worden opgeligt, noodigde de Franschen ten stryde uit, op den derden van Slagtmaand. Men werdt ook handgemeen, en de Franschen, eenig verlies geleeden hebbende, weeken af, zig werpende in de vesting, Chateau in Cambresis genaamd. Een klein Riviertje scheidde hier de twee Legers, over welk de Keizer, in den nagt, eene brug deedt slaan, om de Franschen te verrassen; doch zy, hiervan de lugt krygende, trokken met stillen trom af. De Keizerschen maakten zig toen meester van de vesting, en vervolgens ook van de Stad Kameryk en het steedje Crevecoeur. Dit laatste lag op Franschen bodem. Doch Kameryk met het onderhoorige land en Chateau in Cambresis behoorden tot het Keizerryk; en hadden, desonaangezien, voorgeevende onzydig te willen blyven, den Franschen vryen doortogt vergund, en andere diensten gedaan. Karel de V. vondt hierom goed, zig van deeze Plaatsen meester te maaken, en dezelven van behoorlyke bezetting te voorzien. 't Beleg van Landrechies was, ondertusschen, opgebroken, schoon de Stad, door de bezetting van Chateau in Cambresis, nog meer of min benaauwd werdt. De Veldtogt in de Nederlanden eindigde met het herwinnen van Arlon, en eene of twee andere Plaatsen, in het Hertogdom LuxemburgGa naar voetnoot(u). | |
[pagina 261]
| |
Karel de V. was, dit jaar, in de Nederlanden, niet geslaagd naar zynen zin; doch hy maakte rekening om Frankryk, in 't volgendGa naar margenoot+ jaar, met grooter magt, te beoorloogen. 't Was hem reeds, in Sprokkelmaand, gelukt, een Verbond te sluiten met Henrik, den VIII, die, onlangs, merkelyk ongenoegen tegen François den I. hadt opgevat. Men kwam overeen, om den Koning van Frankryk, in geval, hy Engeland, Spanje of de Nederlanden den oorlog aandeedt, en zekere andere voorwaarden, die men hem wilde voorschryven, niet naarkwam, met twintigduizend Knegten en vyfduizend Ruiters, aan te tastenGa naar voetnoot(v). Men maakte, in 't Verbond, alleen van zo weinig volks gewag, om François den I. in slaap te wiegen, en te beweegen, om zig, slegts naar gelang, in staat te stellen. Ook was 'er, dit jaar, alleenlyk een kleine hoop Engelsche hulpbenden, onder bevel van Wallop, in de Nederlanden geweestGa naar voetnoot(w). Doch 't is zeer waarschynlyk, dat de verbonden' Vorsten, by 't sluiten van 't Verbond, reeds voorhadden, tegen 't volgend jaar, een aanzienlyker Leger in 't Veld te brengen; gelyk zy metterdaad deeden. |
|