Vaderlandsche historie. Deel 5
(1751)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 255]
| |
VII.
| |
[pagina 256]
| |
soon, bedienden. In 't byzonder, verbondt hy zig, geenen Stadhouder over Gelder en Zutfen te zullen stellen, dan die 's Lands taale kundig was. Hy hadt, kort te vooren, den Prins van Oranje, Stadhouder van Holland, met dit Ampt beschonken. Wyders beloofde de Keizer, de Landen met geene schattingen te zullen bezwaaren, dan in welken Baanerheeren, Ridderschap en Steden, deugdelyk en naar onder gewoonte, bewilligd zouden hebbenGa naar voetnoot(h). Van alle deeze punten werden den Staaten, sedert, open' Brieven verleend, die, op den twee-entwintigsten van Grasmaand des jaars 1544, te Spiers getekend warenGa naar voetnoot(i). De Prins van Oranje hadt, ondertusschen, terstond na 't sluiten van 't Verdrag te Venlo, eerst te Nieuwmegen en vervolgens in de andere Steden van Gelderland, en op den laatsten van Herfstmaand, ook te AmersfoortGa naar voetnoot(k), uit 's Keizers naam, insgelyks, de hulde ontvangenGa naar voetnoot(l). Maarten van Rossem, die, onder veele anderen, mede over 't sluiten der overeenkomst met den Keizer gestaan hadt, ging, sedert, over in zynen dienstGa naar voetnoot(m). Karel de V. zag zig dus, eindelyk, na eenen bloedigen en langduurigen oorlog, in 't gerust bezit gesteld van het Hertogdom Gelder en het Graafschap Zutfen. Deeze twee Landschappen waren de laatsten der Nederlanden, met welken hy zyn uitge- | |
[pagina 257]
| |
strekt gebied vermeerderde, voerende hy, wegens de heerschappye over dezelven, van deezen tyd af, zonder iemants wederzeggen, in zyne open' brieven, zeventien byzondere titels, als Hertog van Brabant, Limburg, Luxemburg en Gelder; als Graaf van Vlaanderen, Artois, Henegouwen, Holland, Zeeland, Namen en Zutfen; als Markgraaf des Heiligen Roomschen Ryks of van Antwerpen, en als Heer van Friesland, Mechelen de Stad, Steden en Landen van Utrecht, Overyssel en Groningen. |
|