Vaderlandsche historie. Deel 5
(1751)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijIV.
| |
[pagina 246]
| |
den jaar, den Franschen in handenGa naar voetnoot(q). Maarten van Rossem hadt, omtrent den aanvang van Sprokkelmaand, reeds een' inval in dit Hertogdom gedaan, en eenige Dorpen verbrand. Doch weinig meer konnen uitregten, alzo zyn Krygsvolk, by mangel van betaaling, verloopen wasGa naar voetnoot(r). Anderen schryven egter, dat hy, in Lentemaand, den Hertoge van Aarschot, by Sittard, in 't Land van Gulik, drieduizend man afsloegGa naar voetnoot(s). Jan van Kroui, Graaf van Roeulx, viel, daarentegen, in Boulogne. De Franschen zouden dieper doorgedrongen zyn, zo de slag, by Heinsberg, die in Hooimaand voorviel, den Prinse van Oranje geene gelegenheid gegeven hadt, om, met een gedeelte van zyn Leger, Henegouwen te komen dekkenGa naar voetnoot(t). Ga naar margenoot+ Ter zee, werden ook eenige vyandlykheden gepleegd. Verscheiden' Fransche Kaapers hielden zig, deezen Zomer, omtrent de zeegaten van Holland, alles wegneemende wat hun ontmoetteGa naar voetnoot(u). De Zee-Admiraal Maximiliaan van Bourgondie deedt daarentegen, in Bloeimaand, met negen schepen, eene landing in deGa naar margenoot* Rivier van Bourdeaux, alwaar hy eene Vloot Fransche Koopvaardyschepen ten deele vernielde, ten deele wegnam. Een deel Bootsvolk, aan land gestapt, haalde eenige Klokken uit de Kerken, en bragtze in Zeeland, ten bewyze dat zy op 's vyands | |
[pagina 247]
| |
bodem geweest waren. Wat laater, stak de Admiraal nog eens in zee, met tien Oorlogschepen; doch regtte toen weinig uitGa naar voetnoot(v). Het Neêrlandsch Leger, grootendeels, uitGa naar margenoot+ Gulikerland geweeken zynde; hadden de Gelderschen de handen wederom ruimer gekreegen, om eenen inval in 't Stigt te doen. Maarten van Rossem, vyfentwintig Vendels Knegten en twaalfhonderd Ruiters, op de Veluwe, byeen gebragt hebbende, rukte, op den derden van Hooimaand, voor Amersfoort; onder weg, Leusden, Zoest en andere Dorpen, onaangezien dezelven onder verding zaten, leêg plonderende. De bezetting van Amersfoort was, eenige dagen te vooren, ter Stad uit getrokken, om Nieuwkerk te bemagtigen; doch zy was hier zo ontvangen, dat zy met verlies wyken moest. Rossem nam deeze gelegenheid waar, om zig van Amersfoort meester te maaken. En schoon hy slegt van geschut voorzien was, en in 't eerst merkelyken tegenstand van de Burgerye ontmoette; gelukte het hem egter, de Plaats, op den zesdenGa naar voetnoot(w), by verdrag, in te neemenGa naar voetnoot(x). De plondering werdt, naar men zeide, voor tagtigduizend Karels guldens afgekogt. De GelderschenGa naar margenoot+ trokken, nog in die zelfde maand, naar de Meierye van 's Hertogenbosch, welke wederom deerlyk werdt afgeloopen. Het schoone Dorp Vugt werdt, op één Huis na, aan koolen gelegd, en de Stede Eindhoven leêg geplonderd. De Gelderschen ontzagen | |
[pagina 248]
| |
Kloosters noch Kerken. Zelfs bleeven de Nonnen niet vry, van hunne geweldenaaryenGa naar voetnoot(y). |
|