Vaderlandsche historie. Deel 5
(1751)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 231]
| |
Vaderlandsche historie.
| |
[pagina 232]
| |
landen. Oranje sneuvelt. Opkomst van Willem van Nassau. Lodewyk van Vlaanderen, Heer van Praat, wordt Stadhouder. XII. Vrede van Crespi. Bede van honderdduizend guldens. XIII. Kerkvergadering van Trente. Plakaaten tegen de Ketters vernieuwd. XIV. Oorlog tegen de Protestanten, in Duitschland, Last in Holland, van den zelven. 's Keizers ontvangst en uitgaave. Imposten en Tienden. XV. Verbeteringen op de burgerlyke Regeering. Rammekens gestigt. Maximiliaan van Bourgondie, Heer van Beveren en Veere, wordt Stadhouder. XVI. Schotsche vyandlykheden. Haringvaart beveiligd. XVII. Krygsvolk, in tyd van Vrede, aangehouden. Onwilligen genoodzaakt, tot voldoening der gemeene lasten. XVIII. Geschil over de onderhoorigheid der Nederlanden aan 't Ryk afgedaan. XIX. Overweegingen op 't beveiligen der Hollandsche Zeevaart. XX. De Graaf van Buuren sterft. Willem van Nassau zoekt zig, in 't Prinsdom Oranje, te doen herstellen. Nieuwigheden in den Zondschen Tol. XXI. Filips, Prins van Spanje, tot aanstaanden Heere der Nederlanden ingehuldigd. XXII. Schikking wegens de opvolging. Redenen derzelve. XXIII. Eed van Filips en van de Staaten. XXIV. Vrugtelooze overweegingen, op 't beveiligen der Haringvisscherye. Schotsche Zeeschuimeryen. Nieuwe Wyn-Impost. XXV. Strenge Plakaaten tegen de Hervorming. Vrees voor Inquisitie. Verdediging der Plakaaten, door den President Viglius. Zy worden verzagt. XXVI. Vonnis wegens de Gulden-Bulle van Brabant. XXVII. Nieuwe Verponding voorgenomen. Geschenk aan den Stadhouder. XXVIII. | |
[pagina 233]
| |
Verdrag van Koophandel met Frankryk. XXIX Verbond van Vrede en Vriendschap met Schotland. XXX. Dood van Nikolaas Perenot, Heer van Granvelle. Opkomst van zynen Zoon, den Bisschop van Atrecht. | |
I.
| |
[pagina 234]
| |
regt op dezelven, zynen Zoon, Willem, nagelaaten hadt. Willem hadt, by Sibilla van Brandenburg, eene Dogter verwekt, Maria genaamd, de eigen' Moeder van den tegenwoordigen Hertog van Kleeve en Gulik, aan wien zy al haar regt op Gelder en Zutfen hadt afgestaan.’ En op deezen afstand, bouwde Hertog Willem, voornaamlyk, zyn Regt op deeze Vorstendommen. Karel de V. verzuimde ook niet, het zyne, by een Geschrift, in 't jaar 1541, op den Ryksdag te Regensburg, ingeleverd, staande te houden. Hy merkte, onder anderen, aan, ‘dat Arnoud van Egmond, nader Erfgenaam van Reinoud den IV. geweest zynde dan Adolf van Berg, hem met regt was opgevolgd; dat Hertog Karel van Bourgondie, in 't jaar 1472, Arnoud van Egmond het Regt op Gelder en Zutfen afgekogt, en zelfs, in 't volgend jaar, aan Gerard, Graave van Gulik, voor den afstand van 't gene hy op deeze Heerlykheden meende te eischen te hebben, eene goede somme betaald hadtGa naar voetnoot(a); dat deeze afstand, door Gerards Zoonen, Willem en Adolf, en door Keizer Fredrik, bekragtigd geworden was, en dat Maria, 's Keizers Grootmoeder, en Filips, 's Keizers Vader, sedert, met Gelder en Zutfen, waren verlyd geworden; dat Karel van Egmond, zig, midlerwyl, van deeze Heerlykheden hebbende meester gemaakt, egter, eerst te Gorinchem, daarna te Graave, met den Keizer, overeenge- | |
[pagina 235]
| |
komen was, dat dezelven, na zyn afsterven zonder wettige nakomelingen, aan den Keizer komen zouden; dat, eindelyk, noch Gerards Zoon Willem, noch Willems Dogter, Maria, noch derzelver Egtgenoot, Jan van Kleeve, Vader en Moeder des tegenwoordigen Hertogs van Gulik en Kleeve, na Gerards afstand, in meer dan zestig jaaren, geheel geene aanspraak op Gelder of Zutfen gemaakt, en zelfs nagelaaten hadden, de titels deezer Heerlykheden te voeren: waarom 's Keizers Regt op dezelven als gegrond en erkend moest worden aangemerktGa naar voetnoot(b).’ Hertog Willem beantwoordde dit Geschrift, in een ander, welk, insgelyks, den Ryksvorsten behandigd werdtGa naar voetnoot(c). Hy beweerde, in het zelve, onder anderen, ‘dat de afstand van Graave Gerard geschied was onder voorwaarde, dat het Huis van Bourgondie hem, tegen de Heeren van Egmond, beschermen zou, welke voorwaarde niet was naargekomen; waar uit hy besloot, dat de afstand van geene waarde gerekend moest worden.’ Doch van 's Keizers zyde, merkte men hier tegen aan ‘dat Gerard de penningen, hem voor den afstand beloofd, ontvangen, en dat hy noch zyne opvolgers, den Keizer, noch zyne voorzaaten, uit hoofde van deezen afstand, immer om bescherming tegen de Hertogen van Gelder uit den Huize van Egmond verzogt hadden.’ Om 's Keizers Regt te | |
[pagina 236]
| |
verdedigen, hadt men zig bediend van de penne van den beroemden Viglius van Aytta van Zuichem, die, onlangs, in Keizerlyken dienst getreden was, en die, in 't volgend jaar, tot Raadsheer in den grooten Raad te Mechelen bevorderd werdt. Hy hadt zyn opstel eerst in 't Hoogduitsch geschreeven; doch 'er niet meer dan twee dagen toe besteed. Naderhand gaf hy 't, merkelyk verbeterd, in 't Latyn in 't lichtGa naar voetnoot(d). Hertog Willem was bedugt, dat de Ryksvorsten 't geschil over Gelder en Zutfen in 's Keizers voordeel zouden uitspreeken. De Keurvorst van Saxen was de eenigste, die op zyne zyde was. Doch de zaak werdt lang sleepende gehouden op de Ryksdagen, en bleef, eindelyk, onafgedaanGa naar voetnoot(e). Willem hadt zig, midlerwyl, poogen te sterken met het Verbond des Konings van Frankryk, waarop de inval van Maarten van Rossem, in Brabant, gevolgd was. Doch deeze werdt hem, in Wynmaand deezes jaars 1542, met woeker, betaald gezet. Ga naar margenoot+ De Prins van Oranje, Stadhouder van Holland, en de Graaven van Buuren en Bossu vielen, met het Nederlandsch Leger, in het Land van Gulik, en zelfs in het Geldersch Kwartier van Roermonde, alomme geene mindere verwoestingen aanregtende, dan Maarten van Rossem in Brabant hadt aangeregt. | |
[pagina 237]
| |
Sittard, Gulik, Hensberg, Susteren en Duuren werden bemagtigd, en gedeeltelyk geslegt: 't platte land deerlyk afgeloopen; en veele Kerken en Kerksieraaden vernield en geschonden. Het overig gedeelte van Gelderland werdt, insgelyks, met eenen inval gedreigd. Doch Hertog Willem wist den zelven te voorkomen, en de Keizerschen, met eenen Vredehandel, eenen geruimen tyd, op te houden. Ook gelukte het hem, in den Winter, verscheiden' der bemagtigde Plaatsen te herneemen, onder welken, hy Duuren merkelyk versterken, en rykelyk van voorraad voorzien deedt. 't Beleg van Hensberg, welk hy ook ondernomen hadt, werdt egter, door den Prinse van Oranje, in 't volgend jaar, opgeslaagenGa naar voetnoot(f). Lodewyk van Vlaanderen, Heer van Praat, die sedert Stadhouder van Holland werdt, hadt zig, by deeze gelegenheid, dapperlyk gekweetenGa naar voetnoot(g). |
|