Vaderlandsche historie. Deel 5
(1751)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXIV.
| |
[pagina 217]
| |
het Land van Holland vertoont.’ De Staaten, hierop, in Sprokkelmaand, in den Haage, vergaderd zynde, hielden zig vreemd,Ga naar margenoot+ dat men hun nieuwen last opleggen wilde, daar zy, in de laatste Bede, die enkelyk tot verdediging van 't Land geëischt was, zo gereedelyk bewilligd hadden. ‘Zo Holland, zeidenze ‘in zo groot een gevaar van oorlog was, als men voorgaf, dan moest men, na 't bewilligen in de jongste Bede, de grensvestingen versterkt en voorzien hebben; dan moest men, zelfs nu, de benden des Prinsen van Oranje niet leggen in Artois en in Henegouwen; maar op de grenzen van Holland en 't Stigt, daar zy plagten te leggen’. De Edelen en eenige Steden sloegen egter uit, om een termyn der ingewilligde Bede vooruit te willen betaalen, onder zekere voorwaarden. Doch de Stadhouder en de andere Gemagtigden der Landvoogdesse verklaarden geenen last te hebben, dan om vyftigduizend guldens in gereed geld aan te neemen. De Staaten betuigden, daarentegen, ernstelyk ‘dat zy geenen kans zagen, om deeze penningen te vinden; dat de Dyken in geene vyftig jaaren in zulk een' slegten staat waren geweest dan tegenwoordig, ter oorzaake van de zwaare stormen, die men, den laatsten Winter, gehad hadt; dat men de Visschery en Zeevaart, sedert eenigen tyd, hadt moeten missen, en zo 't Oorlog werdt, nog verder zou derven moeten, in welk geval, Holland het elendigste Land zyn zou, welk zyne Majesteit hadt enz.’ Al dit vertoonden zy, sedert, der Landvoog-Ga naar margenoot+ | |
[pagina 218]
| |
desse, te Brussel, te gelyk herhaalende, dat zy, om haare Majesteit te voldoen, de Bede, die den naasten termyn verschynen zou, vooruit wilden betaalen. Doch Vrouw Maria, hier gantsch niet mede te vrede, antwoordde ‘dat de andere Landen opgebragt hadden, 't gene men hun afgevorderd hadt, en dat Holland niet minder behoorde te doen; dat het zeer wel zyn kon, dat de oorlog in Holland begon, en dat de andere landen Holland dan ook niet zouden willen bystaan, zo Holland hen nu verliet. Zo de Staaten, ondertusschen, liever tagtigduizend guldens omslaan en opbrengen wilden, als 't openbaar oorlog werdt, dan vyftigduizend guldens, nu en in gereed geld, 't stondt hun vry.’ De Landvoogdes vondt goed, haaren eisch, op deeze wyze, te maatigen en te veranderen, om dat zy, inderdaad, meer kans zag, om tagtigduizend guldens te verkrygen, die men eerst omslaan zou, en van welken men de gewoonlyke kwytscheldingen zou konnen aftrekken, dan vyftig duizend guldens, terstond en in gereede penningen. Veelen hadden in dit laatste geenen zin, om de nieuwigheid, en uit vreeze, dat het in gevolg zou getrokken worden. Ook stemden de Edelen en Dordrecht, kort daarna, te Brussel, in de tagtigduizend guldens. Doch Haarlem en alle de anderen bleeven nog by voorbetaaling der ingewilligde Bede. Delft stemde tot geene Bede, als leevende by Staate, dat is, als hebbende verkreegen Brieven vanGa naar margenoot* uitstel van betaalinge van der Stede schulden. Toen voegden de Edelen en Dordrecht | |
[pagina 219]
| |
zig ook by de andere Leden. Men bragt het besluit der Staaten by den Stadhouder, die het der Landvoogdesse aandiende. Doch zy, vooraf reeds onderrigt, dat de Leden niet eensgezind te Brussel gekomen waren, nam het den Advokaat van der Goes kwalyk, dat hy de Staaten, die zy eerst afzonderlyk wilde gesproken hebben, hadt doen vergaderen, tegen 't uitdruklyk verbod van den President van Schoore. Hy beriep zig op de Edelen, zyne Meesters, die de Steden byeen geroepen, en hem naderhand gehaald hadden. Doch de Landvoogdes verboodt hem, voortaan, buiten bevel van haar of den Stadhouder, Vergadering te beleggen. Ook vraagde zy, hoe de kleine Steden daar kwamen? Hy antwoordde ‘dat zy, in alle Beden, altoos beschreeven geweest, en mogelyk nu ook gekomen waren, om, gelyk de groote Steden, kwytscheldingen te verzoeken.’ Doch zy, hervattende, dat de kleine Steden hier niet te doen hadden, belastte den Advokaat, de Edelen en de groote Steden, des anderendaags, afzonderlyk, by haar te brengen. Dit geschiedde.Ga naar margenoot+ De Advokaat ging eerst in met de Edelen, die, wel bevroedende, waarop dit afzonderlyk hooren der Leden aangelegd was, niet meer voor de voorbetaaling stemden; maar tot hun eerste gevoelen van tagtigduizend guldens by omslag te willen opbrengen wederkeerden, mids dat zy gevolg hadden van de andere Leden. Toen werden de Afgevaardigden van Dordrecht gehoord, die voor de voorbetaaling stemden; doch zo dra niet verstonden, dat de Edelen veranderd | |
[pagina 220]
| |
waren, of zy vielen hun terstond toe. Zo deeden ook, op hunne beurt, Haarlem en Gouda: zelfs Delft, dat, te vooren, verklaard hadt, by Staate te leeven. Allen bedongenze hunne kwytscheldingen. Doch Leiden en Amsterdam bleeven by de voorbetaaling, en namen 't die van Delft zeer kwalyk, dat zy in eene Bede bewilligd hadden, daar zy voorheen betuigd hadden onvermogend toe te zyn; en Haarlem en Gouda niet minder, dat zy breeder bewilligd hadden, dan zy verklaard hadden last te hebben. Doch het aanzien des Stadhouders en der Landvoogdesse, en de belofte van merkelyke kwytscheldingen hadt veel kragt op de minst vermogende Leden; die men, op allerlei wyze, zogt te winnen, om de vermogendsten, naderhand, te ligter over te haalen. De Landvoogdes, nu de meeste stemmen gewonnen hebbende, scheen te denken, dat deezen de minsten vervangen of overstemmen konden, en beval den Advokaat de Acte van Consent op te stellen; 't gene hy egter, alleen uit naam der Edelen en der vier Steden, Dordrecht, Haarlem, Delft en Gouda, deedtGa naar voetnoot(p). Misschien, zullen sommigen deeze dingen aanzien als kleinigheden; doch ik verhaalze dus omstandiglyk, om datze niet zeer bekend zyn, en regelregt dienen, om den inwendigen aart onzer Regeeringe, in den grond, te leeren kennen: waarom ik vertrouw, dat zulk | |
[pagina 221]
| |
een naauwkeurig verslag derzelven den opmerkenden Leezer niet ongevallig zyn zal. Die van Zeeland, van welken men zestienduizend guldens geëischt hadt, bewilligden omtrent deezen tyd ook in twaalfduizend, te heffen by Impost ten platten LandeGa naar voetnoot(q). |
|