Vaderlandsche historie. Deel 5
(1751)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXIX.
| |
[pagina 194]
| |
gelyken inhoud met die van den jaare 1531, van welke wy, hier voorGa naar voetnoot(g), de voornaamste punten hebben te boek gesteld. De Ordonnantie, van welke wy spreeken, was, op den vierden van Wynmaand, te Brussel getekend, en werdt, sedert, ook in de byzondere Landschappen afgekondigdGa naar voetnoot(h). Uit dezelve, bleek, onder anderen, dat de Keizer, omtrent de veroordeelde Gezindheden, geene oogluiking altoos wilde gebruikt hebben. Ook kwam 'er, in gevolge van deeze Ordonnantie, nog voor 't einde deezes jaars, een Plakaat in Holland uit, tegen de Herdoopers en andere Ketters, waarin hun, onder anderen, 't beschik by uitersten wil over hunne goederen verbooden werdtGa naar voetnoot(i). De Keizer vertrok, in Slagtmaand, door Henegouwen en Namen, naar Duitschland, om den Ryksdag te Regensburg, aangelegd om de Protestanten tot onderwerping te brengen, by te woonen. Doch hier werdt niets van belang geslooten. De Ryksdag eindigde, in Hooimaand des volgenden jaarsGa naar voetnoot(k), en de Keizer keerde eerlang naar Italie: alwaar wy hem laaten zullen, om te zien, wat, midlerwyl, hier te lande, voorviel. Ga naar margenoot+ De Staaten van Holland hadden, behalven verscheiden' zaaken van kleiner belang, nog twee voornaamen te verrigten, die hen lang ten Hove ophielden. 't Geschil met den Admiraal hing nog onafgedaan, en men begon, | |
[pagina 195]
| |
wederom, te spreeken van den uitvoer van 't Oostersch Kooren, niet dan onder 't betaalen van 't afgeschaft verlofgeld, toe te laaten. De Landvoogdes hadt reeds, voor eenen geruimen tyd, beloofd, 't geschil met den Admiraal te zullen afdoenGa naar voetnoot(l); doch hier kwam niets van. De Admiraal bleef zig het regt aanmaatigen van 't geeven van Bestel- en Vrygeleibrieven aan de Onderzaaten van Holland, en vorderde zyn aandeel van de gemaakte pryzen, over welken, en over andere zeezaaken, hy ook te regt wilde zitten. Hy beriep zig, om dit zyn regt te bewyzen, op de Ordonnantie van Maximiliaan en Filips, in 't jaar 1487, gegeven, van welke wy, op zyne plaatsGa naar voetnoot(m), den korten inhoud hebben medegedeeld. Doch alzo deeze Ordonnantie, onder anderen, behelsde, dat 'er niemant in zyn Regt door verkort worden zou, oordeelden de Hollanders, die, in 't stuk van den oorlog ter zee, nooit onder eenen algemeenen Admiraal, maar alleen onder hunnen byzonderen Stadhouder gestaan hadden, dat de Admiraal zig, ten onregte, op deeze Ordonnantie beriep, om zyn regt over hen te bewyzen. Sommigen zeiden zelfs, van Meester Albrecht van Loo, weleer Advokaat van Holland, verstaan te hebben, dat Holland, by uitdruklyke Acte, van de Admiraliteit was afgescheidenGa naar voetnoot(n). De Staaten hadden hierom, in 't voorgaande jaar 1539, den Advokaat van der Goes en | |
[pagina 196]
| |
de Pensionarissen van Delft, Amsterdam, Rotterdam en Schiedam, die 't meeste belang hadden by de Zeevaart en Visscherye, gemagtigd, om met de Landvoogdesse en met den Keizer zelven, over dit stuk te handelen. Eerlang, beval de Keizer den Gemagtigden van Holland, hunnen zak met stukken over te leggen, beloovende 't verschil te zullen afdoen. De Prins van Oranje was zo dra niet tot Stadhouder aangesteld, of de Advokaat gaf hem kennis van 't verschil met den Admiraal, onder anderen, zeggende ‘dat nimmer een Admiraal Regtsgebied in Holland gehad hadt; maar dat de Steden, in de eerste plaats, over zeezaaken, hadden gevonnist, en dat 'erGa naar margenoot* betering haarer vonnissen gevorderd werdt, by den Stadhouder.’ Oranje beloofde zyn regt en dat der StaatenGa naar margenoot+ te zullen voorstaanGa naar voetnoot(o). De Keizer, ondertusschen naar Duitschland vertrekkende, vernieuwde, in 't doorreizen van Namen, op den zevenentwintigsten van Wintermaand des jaars 1540, de Ordonnantie van Maximiliaan en Filips, op 't stuk der Admiraliteit, met geen ander verschil, dan dat 'er, nu betering van de vonnissen des Admiraals aan den grooten Raad te Mechelen werdt toegelaaten. Voorts werdt 'er niets in gewaagd van 't Regtsgebied over onbeheerd weggedolven goed, welk, in de voorige OrdonnantieGa naar voetnoot(p), aan den Admiraal was opgedraagen. In 't slot, werdt gezeid ‘dat deeze Ordon- | |
[pagina 197]
| |
nantie, door alle de Nederlanden, moest afgekondigd en van stuk tot stuk naargekomen worden, want ons alsoo gelieft, niettegenstaande eenige Ordonnantien, Restrincten, Geboden of Verboden ter contrarien. De afkondiging deezer Ordonnantie geschiedde, in Lentemaand des volgenden jaars, in den grooten Raad van Namen; doch eerst in Hooien Oogstmaand des jaars 1542, in de Raadkamer van Vlaanderen en te Gend, midsgaders in alle de Steden van ZeelandGa naar voetnoot(q). De Admiraal hieldt zig, als Heer van Veere, doorgaans in Zeeland op, alwaar hy groote goederen bezat en veel aanziens hadt: waarom men zig niet verwonderen moet, dat hy de afkondiging daar wist te wege te brengen. Doch in Holland, geschiedde dezelve nimmer, onaangezien men hier deeze Ordonnantie niet hieldt te stryden met het Regt van den Stadhouder noch 't Land van HollandGa naar voetnoot(r), naardien, in dezelve, zo wel als in die van den jaare 1487, verklaard was ‘dat men, daarby, niet verstondt eens anders regt te verkorten, maar dat elk zyne regten, zonder zwaarigheid, zou mogen gebruikenGa naar voetnoot(s).’ De Prins van Oranje gaf ook, naderhand, als Stadhouder en Kapitein - Generaal over Holland, zelfs door bevel der Landvoogdesse, veele Bestelbrieven uit. De Admiraal deedt, insgelyks, van tyd tot tyd, verscheiden' poogingen, om, uit kragte der Ordonnantie van | |
[pagina 198]
| |
't jaar 1540, Regtsgebied over Zeezaaken in Holland te oefenenGa naar voetnoot(t). De twist hier over schynt geduurd te hebben tot dat hem, in den jaare 1546, by de waardigheid van Admiraal, het Ampt van Stadhouder van Holland, werdt opgedraagen, gelyk wy, ter zyner plaatse, melden zullen. |
|