Vaderlandsche historie. Deel 5
(1751)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 145]
| |
IX.
| |
[pagina 146]
| |
maal, onder andere kinderen, Antoni gebaard, die zynen Vader opvolgde en verscheiden' kinderen hadt, Zoonen en Dogters. Antoni was de natuurlyke Erfgenaam van Gelder en Zutfen. Doch de Staaten, hem niet magtig genoeg keurende, om hen te beschermen, sloegen Hertoge Karel een dubbel Huwelyk voor, tusschen Willem, Zoon van Jan, Hertoge van Gulik en Kleeve, en Anna, Dogter van Antoni, Hertoge van Lotharingen; en tusschen François, oudsten Zoon van Hertoge Antoni, en Anna, tweede Dogter des Hertogs van Gulik en Kleeve. Wyders, wildenze, dat de jonge Willem, terstond, voor toekomenden Hertoge van Gelder en Graave van Zutfen, zou ingehuldigd worden, en dat het Huwelyk van François met Anna van Kleeve voortgaan zou, alware 't, dat het Huwelyk van Willem met Anna van Lotharingen niet voltrokken kon worden; alzo de spraak ging, dat zy met René van Chalons, Prinse van Oranje, ondertrouwd was. Men zag, uit deezen voorslag, klaarlyk, dat de Gelderschen Willem van Gulik, 't kostte wat het wilde, voor Hertoge begeerden, en dat zy Antoni en deszelfs Zoonen van 't Hertogdom zogten uit te sluiten. De ontworpen' Huwelyken waren slegts een dekmantel, om hun gedrag eenen glimp te geeven. Ook gingen zy geen van beiden voort. De Staaten, die alles naar hunnen zin schikten, noodzaakten Hertog Karel, ten zelfden tyde, de verdediging zyner Heerlykheden, zelfs by zyn leeven, aan Jan, Hertoge van Gulik en Kleeve, en aan Willem, zynen Zoon, af te staan, die | |
[pagina 147]
| |
egter geen' hooger' titel dan dien van Schermheer voeren zouden. Doch hier voor werdt Hertoge Karel, door Hertoge Jan, tweeenveertigduizend, en door het Landschap Gelder, agttienduizend Brabantsche guldens eens toegelegd; behalven nog vyfentwintigduizend guldens, jaarlyks, door Hertoge Jan, en vyftigduizend, door het Landschap Gelder; en uit de tollen van Lobed, tweeduizend goudguldens. Alle deeze punten en verscheiden' anderen, met naame ook, dat de Hertogen geene vrede maaken noch oorlog aanvangen mogten, buiten bewilliging der Staaten, waren begreepen, in een Verdrag, tusschen de twee Hertogen, den jongen Willem, en Baanerheeren, Ridderschap en Steden des Vorstendoms Gelder en des Graafschaps Zutfen, op den zevenentwintigsten van Louwmaand des jaars 1538; geslooten en bezegeldGa naar voetnoot(y). Doch Hertog Karel hadt geene gelegenheid, om genot te trekken van de geringe voordeelen, welken hy, by dit Verdrag, hadt konnen bedingen. Terwyl men met de inhuldiging van Willem van Gulik bezig was, viel de oude Hertog, van enkel hertzeer, dat hy zig, in zyneGa naar margenoot+ hooge jaaren, genoegzaam ontvoogd zag, in eene krankheid, die hem, op den dertigsten van Zomermaand, te Arnhem, uit het leeven rukteGa naar voetnoot(z). De Keizer verloor aan hem eenen vinnigen vyand der Huizen van Bourgondie en Oostenryk, met welke Huizen hy, tot groot agterdeel der Nederlan- | |
[pagina 148]
| |
den, vooral van Holland, schier vyftig jaaren agtereen, geduurig geoorloogd hadt. Zyn dood gaf gelegenheid tot nieuwe beroerte. De Landvoogdes Maria vaardigde terstond Brieven af aan de Geldersche Steden, waar by zy 's Keizers regt op de Heerlykheden, die Karel, door den dood, ontruimd hadt, beweerde, uit verscheiden' overeenkomsten, met 's Keizers voorzaaten en met den Keizer zelven, geslooten. De Hertog van Lotharingen schreef ook aan de Staaten ter verdediging van zyn erfregt. De Staaten gaven, in hun antwoord aan beiden, te verstaan, dat zy ongezind waren, om een van beiden voor Heere aan te neemenGa naar voetnoot(a). Hoe dit geschil, sedert, met de wapenen, in 's Keizers voordeel, beslegt werdt, staat ons, in 't vervolg, te verhaalen. |
|