Vaderlandsche historie. Deel 5
(1751)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijII.
| |
[pagina 128]
| |
Zomermaand, met Hertoge Karel, in onderhandeling. Doch hy hieldt zig eerst zeer agterlyk, begeerende niet van vrede te hooren, voor dat men hem Groningen hadt wedergegevenGa naar voetnoot(k). Ondertusschen werdt de Kryg, wederzyds, voortgezet. De Gelderschen vervulden de Zuiderzee met Oorlogschepen, die, te Harderwyk, te Elburg en elders, waren uitgerustGa naar voetnoot(l). De onzen bragten, daarentegen, ook eenige schepen in 'tGa naar margenoot+ vaarwaterGa naar voetnoot(m). De Franschen begonden, deezen Zomer, ook op de Hollandsche Koopvaardyschepen te kaapen. In Oogstmaand, namen zy een Enkhuizer Schip, van Andaluzie en Lisbon komende, en met Zout gelaaden: 't welk men vyfduizend guldens waardig rekendeGa naar voetnoot(n). Twee Fransche Oorlogschepen, in die zelfde maand, voor de Maaze kruissende, vielen, daarentegen, den Dordrechtenaaren in handen, en werden te Dordrecht opgebragt.Ga naar margenoot+ De Heude, die deeze schepen bemagtigde, was, als een Koopvaardyschip, toegetakeld, en hadt zig eerst, door de Franschen, laaten neemen; die, overgesprongen en bezig met plonderen, door eene hinderlaage van vyftig gewapende Dordrechtsche Poorters, overvallen en afgemaakt werden: waar na de schepen, zonder moeite, werden overmeesterdGa naar voetnoot(o). Ten zelfden tyde, werdt hier de invoer der Fransche waaren, zonder | |
[pagina 129]
| |
vrygeleibrief, verbooden. En kort te vooren, was 'er bevel van 't Hof gekomen, om alle Fransche goederen, binnen vyftien dagen, den Graaflyken Rentmeester aan te brengen, op verbeurte van lyf en goed. Doch of hierop verbeurdverklaaring der waaren volgde, is my niet gebleeken. De Admiraal van Merkere bemagtigde, in Wynmaand, een Fransch Westindisch Schip, welk te Veere opgebragt, en vyftigduizend guldens waardig geoordeeld werdt. De Zeeuwsche Kaapers behaalden, sedert, nog eenige andere voordeelen op de FranschenGa naar voetnoot(p). Onaangezien deeze wederzydsche vyandlykheden,Ga naar margenoot+ werdt egter, by eene overeenkomst, met François den I, in Herfstmaand, getroffen, de Haringvisschery, voor Franschen en Nederlanders, geduurende den oorlog, vry verklaardGa naar voetnoot(q): welke overeenkomst de uitrusting van zes Oorlogschepen, tot beveiliging der Haringvaart, onnoodig maakte: waar toe de Staaten van Holland, in Oogstmaand, reeds zesduizend guldens hadden toegestaanGa naar voetnoot(r); hoewel men vindt, dat 'er, op deeze ontworpen' uitrusting, sedert, vyf schellingen vlaams van ieder last Harings geligt werdenGa naar voetnoot(s). Men sprak ook, van Westwaards met Vlooten te willen zeilen, en van Kaapers uit te rusten, voor rekening van byzondere persoonen, zonder met den Admiraal te doen te willen hebben, alzo de Hollanders oordeel- | |
[pagina *4]
| |
DESIDERIUS ERASMUS, gebooren te Rotterdam, in 't jaar 1467. overleeden te Bazel, in 't jaar 1536.
Is. Tirion excudit. | |
[pagina 130]
| |
den, dat zy niet onder hem; maar alleen onder den Stadhouder stondenGa naar voetnoot(t). Doch 't blykt niet, dat hiervan iets gekomen is. Ga naar margenoot+ Op den elfden van Hooimaand deezes jaars 1536, was te Bazel, in 't eenenzeventigste jaar zyns ouderdoms, overleeden, de beroemdeGa naar margenoot+ Rotterdammer Desiderius ErasmusGa naar voetnoot(u). Hy was in zo groot eene agting in zyn Vaderland geweest, zelfs onder de aanzienlykste luiden, dat de Edelen en meeste Steden, ter Staatsvergaderinge te Gouda, in Oogstmaand des jaars 1532, beslooten, hem een Juweel van omtrent tweehonderd en veertig Rynsguldens te schenken: 't welk hem zou toegezonden geweest zyn, zo men, in 't volgende jaar, geene hoop gekreegen hadt, dat, hy, door Vrouwe Maria herwaards ontbooden zynde, haast in Holland komen zouGa naar voetnoot(v). Hy kwam egter niet, gelyk men verwagt hadt. Of hem 't Juweel, sedert, ter hand gesteld zy, is my niet gebleeken. Ondertusschen, verdiende dit blyk der agtinge van 's Lands Staaten voor 's Mans geleerdheid, welk men, onzes weetens, by geenen Historieschryver, geboekt vindt, hier te worden aangetekend. Van het metaalen Standbeeld, naderhand, ter zyner eere, te Rotterdam opgeregt, en nog in wezen, kan niemant, die Holland gezien heeft, onkundig zyn. |
|