Vaderlandsche historie. Deel 5

XXX.
Bestand met Deenemarke.

In de Lente des volgenden jaars, werdt 'er, met Melchior Rantsau, die zig wederom in de Nederlanden bevondt, over een Bestand of Vrede met Christiaan den III, gehandeld. Doktor Hubrecht, die de zaaken van den Paltsgraave Fredrik, ten Hove der Landvoogdesse, waarnam, poogde de onderhandeling te doen afbreeken, en hadt reeds eenige Hovelingen, in zyne belangen, overgehaald. Doch de Hollanders, Nassau, Hoogstraaten en anderen hunner vrienden in den arm genomen hebbende, wisten den handel zo sterk door te dryven, dat 'er, in 't begin van Bloeimaand, een Bestand voor drie jaaren met Deenemarke geslooten werdt^(b). Terstond hierna,

(b) Repert. der Plakaat. van Holl. bl. 34, 35.

[p. 122]

viel de Rogge, in Holland, van twee-endertig op agttien Goudguldens het last^(c). Te Hoorn, was, in Grasmaand, nog zesendertig Goudguldens besteed; en in Bloeimaand, gaf men niet meer dan zestien. Alle andere Oostersche waaren sloegen byna de helft af. De vaart naar 't Noorden en de Oostzee, raakte wederom open^(d), en de kwynende Koophandel begon, ten minsten voor een gedeelte, wederom te herleeven.

(c) Mr. Aert van der Goes Regist. bl. 279, 288.

(d) Velius Hoorn, bl. 250.