Vaderlandsche historie. Deel 5
(1751)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXVII.
| |
[pagina 117]
| |
derom was aangevangen, zou mogen bedienen. De Staaten hierop Dagvaart in den Haage belegd hebbende, oordeelden de Edelen, dat men tagtigduizend guldens eens, en tagtigduizend guldens jaarlyks, voor zes jaaren, zou konnen toestaan; doch in de verzegeling hadden zy geenen zin. De Steden verklaarden zig hier tegen nog ernstiger dan de Edelen, klaagende ‘dat de Keizer beloofd hadt de voorige verzegelingen, die reeds twee-entwintigduizend guldens 's jaars beliepen, te zullen lossen, zonder dat hier iets van kwamGa naar voetnoot(s); dat de Steden, onder deezen last, zwaarlyk gedrukt gingen, en sommigen, met het betaalen der Renten, twee en drie jaaren ten agteren waren, zig behelpende met Staaten en Respyten; dat Holland, in verscheiden' voorige oorlogen, boven de andere Nederlanden, veel geleeden hadt, en den last des Franschen Krygs nog nevens de andere Nederlanden hadt moeten draagen; dat de vaart naar 't Oosten, waarin Hollands welvaaren, grootendeels, gelegen was, dikwils verbooden was geweest, terwyl deeze vaart verscheiden' anderen Nederlanden, zelfs Overyssel, geoorlofd geweest was; dat men, tegenwoordig, noch Oostwaards noch Westwaards zeilen mogtGa naar voetnoot(t), schoon men, met Vlooten, Westwaards zeilende, in oorlogstyden, merkelyke voordeelen behaalen kon; | |
[pagina 118]
| |
dat men, veelligt, ook dit jaar niet zou mogen visschen, noch ten Haring vaaren; waar door Holland eene zyner voornaamste inkomsten missen zou.’ 't Slot deezer klagte was, dat Holland Vrede en Koophandel hebben moest, om de gemeene lasten te konnen opbrengen. Sedert, stemden de Edelen tot eene buitengewoone Bede van honderdduizend guldens, en Dordrecht hadt reeds verklaard, volkomen gelast te zyn, om met de andere Leden te stemmen. Deezen vielen toen den Edelen toe; doch Hoogstraaten verklaarde, op eene Dagvaart te Gouda, den agtsten van Oogstmaand, gehouden, dat de Landvoogdes met geene honderdduizend guldens te vrede zou willen zynGa naar voetnoot(u). Hoe dit verschil, sedert, beslegt werdt, is my niet gebleeken. |
|