Vaderlandsche historie. Deel 5
(1751)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXII.
| |
[pagina 92]
| |
gen, gaf hy voor, van zyne dwaalingen berouw te hebben, en boodt aan, Munster, dat toen nog niet over was, den Keizer te willen leveren. Men verleende hem, onder deeze voorwaarde, de verzogte Brieven, en hy trok, terstond daarna, wederom naar Amsterdam. Hier verkeerde hy, sedert, openlyk, met de voornaamsten der Stad. Doch in 't geheim hieldt hy zig by de Herdoopers, en kreeg, eerlang, zo veel volks aan zyne koorde, dat hy besloot de Stad, by nagt, te overmeesteren.Ga naar margenoot+ Men bestemde, hiertoe, den tienden van Bloeimaand. Hy en Henrik Goedbeleid, een bekend Burger, waren de hoofden der samenzweeringe. De overigen hadden zig, ten huize van Pieter Gaal, in de Pylsteeg, byeen gevoegd. Men maakte malkanderen diets, dat de aanval zo dra niet geschied zou zyn, of de meeste Burgers zouden hun toevallen. Bovenal steunde men op de voorzegging van Henrik van Hilversom, die Amsterdam en nog twee Steden den Koning van Zion beloofd hadt. Het luiden van de Stadhuisklok zou de leus van den aanval zyn. 't Gilde der Kruisbroederen teerde juist deezen dag: en de maaltyd werdt, volgens gebruik, door de gantsche Wethouderschap en de aanzienlyksten der Stad, bygewoond. Men was gewoon, in zulk eene gelegenheid, op de markt, die hier den Dam heet, vuurwerken af te steeken, en piktonnen te branden. In deezen tyd van vreugde, meenden de Herdoopers hunnen slag waar te neemen, en 't Stadhuis eerst, en daarnaGa naar margenoot+ de Stad te bemagtigen. Doch de Burgemeesters kreegen, tegen den avond, de lugt | |
[pagina 93]
| |
van den aanslag. Een jongman, die niet genoemd wordt, gaf Pieter Honig berigt, dat zes honderd Herdoopers zig, dien zelfden nagt, dagten byeen te voegen, om de Stad te overweldigen. Honig deelde dit schrikkelyk nieuws terstond mede aan de Hopluiden, Klaas Doedeszoon en Dirk Hillebrandszoon Otter. Allen drie gingenze toen naar Burgemeesters, die de ontdekking eerst in den wind sloegen; doch men gaf hun zulke verzekeringen, dat zy 't eindelyk geloofden. Men diende hun, onder anderen, aan, dat 'er drie dubbele gelaaden' handbussen, boven de Waage, op de Rederykers Kamer, gereed gezet waren, om, in den aanval op 't Stadhuis, gebruikt te worden. Misschien waren de Amsterdamsche Rederykers, of eenigen derzelven, die ook in laater' tyd de hand hadden in de Hervorming der StedeGa naar voetnoot(m), thans den Herdooperen genegener, om dat hun Koning, Jan Bokelszoon, te Leiden, Rederyker geweest was. Midlerwyl, was goede raad duur by Burgemeesters. 't Was nu in den voornagt, en de Kruisbroeders waren, tot hun geluk, vroeger dan naar gewoonte, gescheiden. Sommigen sloegen derhalven voor in den Raad, dat men de Burgers, spoedig, doch in alle stilte, in de wapenen, voor 't Stadhuis, moest doen komen. Doch anderen vonden hierin te veel zwaarigheid. De tyd verliep vast met dit sammelen. Men was,Ga naar margenoot+ op 't Stadhuis, nog bezig met beraadslaan, toen de Herdoopers, naar men sedert verze- | |
[pagina 94]
| |
kerde, niet boven de veertig sterk, met slaande trom, uit de Pylsteeg, die digt by den Dam is, op 't Stadhuis kwamen aantrekken. De Burgers, die hier de wagt hadden, werden, in den eersten aanval, afgemaakt of gevat. Hun Hopman, Simon Klaaszoon Put, schoot 'er 't leeven by in. De Burgemeesters ontkwamen 't gevaar, door eene verhaaste vlugt. Een dronken Schouts Dienaar, die tusschen de stoelen en banken lag te ronken, kroop, naauwlyks weetende wat hy deedt, op het eerste gerugt, op handen en voeten naar boven, en verstak het touw der Stadhuisklok; voorkomende hierdoor, gelukkiglyk, het kleppen van onraad, welk de gantsche Stad in rep en roer gesteld en waarschynlyk een grooter getal van Herdoopers op de been gebragt zou hebben. De Burgemeesters hadden, ondertusschen, de Gemeente in de wapenen doen komen, en de toegangen naar den Dam sterkGa naar margenoot+ doen bezetten. De Herdoopers waren meester van 't Stadhuis en den Dam. Een mismaakte Bultenaar uit de hunnen, gewapend uit de Pylsteeg komende, vraagde zynen Buurman, als ware hy 'er zelf onkundig van geweest, wat 'er gaans ware? 't Is op den Dam te doen, antwoordde deeze, laat het ons gaan zien. Doch naauwlyks waren zy eenige treden voortgegaan, of de ander stak hem verraaderlyk onder de voet. 't Gerugt van den aanslag klonk vast de gantsche Stad door. Elk raakte op de been. Men liep herwaards en derwaards, zonder, in de holte des nagts, vriend van vyand te konnen onderscheiden. Die zig op den Dam vertoonen durfde, werdt, | |
[pagina 95]
| |
terstond, door de Herdoopers, doorschooten. Klaas van Aken, een spotvogel en sterk drinker, hadt de koenheid van zig alleen onder den drom der Herdooperen te begeeven, en Henrik Goedbeleid, dien hy van ouds kende, af te vraagen, wat hun begeeren was? Henrik antwoordde, dat zulks hem niet aanging, en dat by zig naar huis moest begeeven. Doch terwyl Klaas draalde en jokken wilde, werdt hy, tegen Henriks zin, door de anderen, doorstoken. De Regeering hadt beslooten, niets tegen de Herdoopers te onderneemen, voor dat de dag gekomen zou zyn. Men vergenoegde zig, derhalven, met de toegangen naar den Dam, op bevel van den Burgemeester Goossen Janszoon Reekalf, niet onbedreeven in de Krygskonst, met zeilen te behangen, en met hopzakken te stoppen, agter welken, men veilig was, voor 't geschut der Herdooperen. Dus dagt men den morgenstond te verbeiden. Doch de BurgemeesterGa naar margenoot+ Pieter Kolyn, een geleerd en godvrugtig man, zig, ter oorzaake van zyne zagtheid omtrent de Herdoopers, by veelen, in 't vermoeden gebragt hebbende, dat hy met hen heulde, kon 't niet van zig verkrygen, dat hy nu de gelegenheid voorby zou laaten gaan, om zig, openlyk, van zulk eene kladde te zuiveren. Hy rukt dan, aan 't hoofd van zyn Vendel, aan op de Herdoopers, die hem stoutelyk te gemoet traden. Voor de Waage, raakte men handgemeen. De Herdoopers behielden de overhand: de Burgers werden verjaagd, of doorschooten: sommigen ook met vergiftigd lood. Kolyn zelf werdt deerlyk ver- | |
[pagina 96]
| |
moordGa naar voetnoot(n). Reekalf, die toen 't voornaamste bewind alleen aan zig nam, bezoldigde,Ga naar margenoot+ dien nagt, op de Vischmarkt, een zeker getal van Waardgelders, voor den tyd van eene maand, onder voorwaarde, dat zy, geleid door Burgemeesteren, de Herdoopers eerst van den Dam dryven, en daarna 't Stadhuis overweldigen zouden; wanneer zy, door de Burgers, zouden worden ingevolgd. Voorts geboodt hy, dat men zig, het overige van den nagt, doodstil houden zou. De Herdoopers bragten, ondertusschen, den tyd door, met het zingen van Psalmen. Ook vernielden zy de piktonnen en vuurwerken; op dat dezelven, in brand geschooten, hun klein getal niet ontdekken, en hen voor 't schietgeweer der Burgeren bloot stellen zouden. Doch Goedbeleid, dit hun klein getal en dat 'er geen onderstand kwam in aanmerking neemende, begon voor 't mislukken van den aanslag te vreezen. Jan van Geelen poogde hem egter een hert onder den riem te steeken, hem verzekerende ‘dat de Stad, zelfs zonder bloedstorting, voor tien uuren, in hunne magt zyn zou; zo de Profeet,’ hy meende, naar 't schynt, den Overlooper Henrik van Hilversom ‘hun anders de waarheid voorspeld hadt.’ Met het aanbreeken van den dag, werdt de Dam haast schoon geveegd van Herdoopers, die, of geveld, of gedwongen werden, naar 't Stadhuis te wyken. Toen maakten de Burgers zig meester van de Rederykers Kamer boven de Waag, | |
[pagina 97]
| |
van waar zy 't Stadhuis konden beschieten. Verscheiden' Herdoopers, die zig, op de groote zaal, onthielden, werden, door de vensters, doodgeschooten. De overigen verstaken zig, in 't binnenste van 't Stadhuis. Reekalf, twee slangen en een groot stuk geschut op den Dam hebbende doen brengen, schoot de deur van 't Stadhuis op de vloer. Toen vielen de Waardgelders in 't Stadhuis aan op de Herdoopers, die zig verdedigden als wanhoopigen. Reekalf begaf zig naar S. Elizabets Gasthuis, welk nevens 't Stadhuis stondt, en hieldt, van daar, den toegang naar 't Stadhuis open. Eenigen beklommen deGa naar margenoot+ vensters, van ter zyde, en overvielen de oproerigen, van eenen kant, daar men hen niet verwagt hadt. Toen werden veele Herdoopers geveld, onder welken ook Henrik Goedbeleid was: eenigen, tot twaalf toe, gevangen genomen. Jan van Geelen, op den Tooren van 't Stadhuis gevlugt zynde, stelde zig, voor erger straf dugtende, bloot voor 't schietgeweer der Burgeren. Hy werdt wel haast getroffen, en nog zieltoogende op straat gesmeeten. 't Leedt niet lang, of de Herdoopers waren allen gedood, of gevangen. Men telde, onder hen, agtentwintig dooden, die by de beenen aan de galg werden gehangen. Van de Burgers, waren 'er twintig gesneuveld. Ten zelfden dage, werden 'er nog twee Herdoopers, buiten de Stad, gegreepen. Zy waren, uit de naaste Dorpen, op hoop, dat de hunnen de Stad zouden bemagtigd hebben, derwaards gekomen. De bultenaar, die zynen buurman verraaderlyk gegriefd hadt, werdt | |
[pagina 98]
| |
ook, tegen den avond, gevat. Negen van de twaalf gevangen Herdoopers kreegen hunGa naar margenoot+ vonnisGa naar voetnoot(o), op den veertienden van Bloeimaand. 't Hert werdt hun uit het lyf gerukt, en in 't aangezigt gesmeeten: waarna zy onthoofd en gevierendeeld werden. Naderhand, werden 'er nog eenige anderen geregt: sommigen, om dat zy den toeleg geweeten, en niet ontdekt hadden. De vrouw, uit wier Huis, de Naaktloopers, in Sprokkelmaand, gekomen waren, werdt in haare deur opgehangen. Ook leedt eene Moeder met haar' zoon deeze straf, om dat zy den gewaanden Bisschop, Jakob van Kampen, geherbergd, en niet aangebragt hadt. Deez' was, ondertusschen, nergens te vinden. Doch de Regeering de dood gedreigd hebbende aan elk, die hem niet aanbragt, werdt hy, eindelyk, ontdekt en gestraft. In zyn vonnisGa naar voetnoot(p), werdt hy alleenlyk over Herdooperye, niet wegens het oproer beschuldigd. Ook hadt hy, schoon zwaar gepynigd, nooit willen bekennen, dat hy deel gehad hadt aan 't verraad der StadGa naar voetnoot(q). Men zette hem eerst een uur lang te pronk, met een tweehoornigen blikken myter, bemaald met het wapen der Stad, op 't hoofd. Toen werdt hem de tong uit den hals getarnd, en de regterhand en het hoofd, met een vleeschhouwers hakmes, afgehouwen. 't Hoofd, met den myter gedekt, werdt, nevens de hand, op de Haarlemmer Poort gesteld. De romp werdt verbrand. Wat laa- | |
[pagina 99]
| |
ter, in 't zelfde jaar, werden te Leiden, te HoornGa naar voetnoot(r), te Utrecht, en elders, verscheiden' Herdoopers, die men, insgelyks, van oproerige aanslagen verdagt hieldt, of overtuigde, ter dood gebragt. De strengheid, met welke men hen handelde, bragt, eerlang, te wege, dat zy de dwaaze hoop om een nieuw aardsch Ryk op te regten t'eenemaal vaaren lieten, en zig stil hieldenGa naar voetnoot(s). De aanslag op Amsterdam, schoon in schyn met weinig volk ondernomen, zou zekerlyk van veel gevolg geweest zyn, zo de Burgery niet terstond de toegangen naar den Dam bezet hadt, en zo het Stads Kloktouw, by een onvoorzien toeval, niet t'zoek geraakt was. Het kleppen der klok zou, gelyk 't opgestemd was, alle de goedgunners der Herdooperen, die hier geen klein getal uitmaakten, op de been gebragt hebben. Ook hadt Jan van Geelen driehonderd Dorpelingen van Benskoop, by Ysselstein, tegen den tienden van Bloeimaand, te Amsterdam bescheiden. Zy waren reeds op weg derwaards geweest; doch, verneemende, dat de aanslag mislukt was, te rug gekeerd. Wat laater, kwamen 'er twee schepen met Herdoopers voor de boom, die, op de tyding van de nederlaag der hunnen, van den wal hielden, en naar Engeland voerenGa naar voetnoot(t). De hoop, die de oproerige Herdoopers op het bemagtigen van Munster gebouwd hadden, verdween zo geheellyk, toen, na 't mislukken van den aanslag op Amsterdam, | |
[pagina *1]
| |
Mislukte aanslag der Herdooperen op AMSTERDAM, in 't jaar 1535.
| |
[pagina 100]
| |
ook Munster den Bisschop in handen gevallen was, dat naderhand niemant onder de Doopsgezinden aangemerkt wilde worden als deel hebbende gehad, aan deeze en diergelyke oproerige onderneemingen: gelyk 'er ook, inderdaad, veelen geheel onschuldig aan waren. Obbe Filips zelf, schoon door een' zendeling van Jan Matthyszoon gedoopt, betuigt ernstelyk, dat hy en zyn Broeder Dirk geen deel altoos aan 't Munstersch oproer gehad hadden. Ook verwierp hy, sedert, zyne zendingGa naar voetnoot(u). Menno Simonsz ook, die van Obbe gezonden was, en de Munsterschen, in 't jaar 1539, zyne lieve doch zwakke broeders noemde, die zig, door 't gebruik der wapenen, een weinig verloopen hadden, beweerde te gelyk, dat zy zig van deezen gruwel noodzaaklyk moesten bekeeren, en waarschuwde elk, tegen de dooling van 't gebruik der wapenenGa naar voetnoot(v). Het gedrag der oproerige Herdooperen hadt, ondertusschen, alle de Doopsgezinden zo gehaat gemaakt by de Overheid, dat 'er, in Zomermaand deezes jaars, wederom een streng Plakaat uitkwam, by welk ‘alle zogenaamde Profeeten, Apostelen of Bisschoppen onder de Herdoopers ten vuure, en alle herdoopten tot het zwaard, of tot de put veroordeeld werden, zonder dat de Wethouders, omtrent deeze luiden, overmits haar quaet voornemen, zo spreekt het Plakaat, eeninige de minste genade mogten gebrui- | |
[pagina 101]
| |
kenGa naar voetnoot(w).’ En van toen af, werdt 'er, zonder veele onderscheids te maaken, tegen oproerige niet slegts, maar ook tegen vreedzaame en weerlooze Doopsgezinden, strengelyk gewoedGa naar voetnoot(x). Uit de Crimineele Sententien van den Hove van Holland, blykt, dat 'er, in dit, doch, voornaamlyk, in 't voorgaande jaar, ruim zestig Herdoopers in alles, door het vuur, het zwaard en op andere wyzen, in den Haage, ter dood gebragt zyn, en dat 'er omtrent zeshonderd, afzweering hunner gezindheid gedaan hebbende, in genade, zyn ontvangen geworden. |
|