Vaderlandsche historie. Deel 5
(1751)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 88]
| |
ster, verwekte de Herdoopers, in Holland, met naame te Amsterdam, verscheiden' opschuddingen. De Slotvoogd van Woerden, of, volgens anderenGa naar voetnoot(e), de Wethouderschap van Amsterdam gaf der Regeeringe van Leiden, op den drie-entwintigsten van Louwmaand des jaars 1535, kennis van eenen aanslag der Herdooperen op die Stad, welke zy voorhadden, aan verscheiden' hoeken, in brand te steeken. Men deedt terstond huiszoeking, en betrapte vyftien mans en vyf vrouwen. De mans werden, kort daarna, onthalsd, de vrouwen verdronkenGa naar voetnoot(f). Ten zelfden tyde, hielden zig ook eenige Dordsche Poorters, die van Herdooperye verdagt waren, in of buiten Dordrecht, verborgen: waarop de Regeering, by klokgeslag, op lyfstraffe, verbieden liet, hunGa naar margenoot+ huisvesting te verleenenGa naar voetnoot(g). Doch te Amsterdam was meer te doen. Hier waren, op den elfden van Sprokkelmaand, ten huize van Jan Sybertszoon, Lakenkooper in de Zoutsteeg, toen verreist naar de Oostzee, om zynen Koophandel te dryven, zeven mans en vyf vrouwen byeen gekomen. Een der zelven, Dirk de Snyder, gaf zig voor een' Profeet uit. Men bleef byeen, tot over middernagt. Niet lang na drie uuren, wierp Dirk zig op 't aangezigt ter aarde, om te bidden. Toen hy wederom opstondt, verklaarde hy, God, in zyne Heerlykheid, gezien en gesproken, en Hel en Hemel bezogt te hebben. Hy | |
[pagina 89]
| |
voegde 'er by, dat de jongste dag naby was, en dat één uit den hoop, dien hy aanwees, zekerlyk verdoemd zyn zou. Deeze daarop aan 't bidden, Hemelsche Vader, ontferm u mynes. Toen de Profeet weder, de Vader heeft zig uwes ontfermd, en u tot zynen zoon aangenomen. Kort daaraan, op eenen vroegen morgen, ter zelfder plaatse, byeen gekomen zynde, nam de Profeet, na 't gebed, zynen helm en harnas, zydgeweer en kleederen, en wierp alles op 't vuur, zeggende, dat al wat uit de aarde voortgekomen was, door 't vuur verteerd en Gode opgeofferd worden moest. Toen hy daar geheel moedernaakt stondt, beval hy het overig gezelschap, vrouwen zo wel als mannen, te doen, gelyk hy gedaan hadt. 't Geschiedde, zonder uitstel. Elk wierp zyne kleederen op 't vuur, zonder den minsten hairband over te houden. De vrouw van den huize, die, door den stank der smeulende kleederen, gewekt was, opgestaan en in 't vertrek, daar de anderen waren, gekomen zynde, kreeg terstond bevel, om zig insgelyks te ontkleeden, gelyk zy deedt. Niemant deezer misleiden wist toen nog, wat 'er verder gedaan, moest worden, behalven Dirk den Snyder, die ook eerlang beval, dat men hem volgen en naroepen zou. Met strykt hy, en de anderen, na hem, ten huize uit: loopende, als uitzinnigen, de Stad op en neder, onder een ysselyk gehuil van wee! wee! wee! de wraake Gods! de wraake Gods! de wraake Gods! De Schuttery in de wapenen en voor 't Stadhuis samengekomen zynde, werden de Naaktloopers, op eene vrouw na, die men nim- | |
[pagina 90]
| |
mer, naderhand, vernomen heeft, gegreepen, en naar 't Stadhuis gebragt. Toen zy verhoord zouden worden, wilde men hun van kleederen voorzien. Doch zy weigerdenze volstandiglyk, roepende, dat zy, de naakte waarheid en Gods beeld zynde, zig nergens over schaamden. 't Scheen, dat zy, met de schaamte, ook 't gevoel der koude van het jaargetyde verlooren hadden. Het Huis, waaruit zy gekomen waren, vondt men zo vast geslooten, dat men de deur, met eene bus, moest doen open springen: waarna men 't vertrek, daar zy zig ontkleed hadden, in brand vondt, en twee schotels met vleesch, boven op de kleederen, in 't vuur. De Regeering kreeg terstond vermoeden, dat men 't met dit woest bedryf gemunt hadt op 't overrompelen der Stad; waar voor zy lang hadt gevreesd. Men hieldt de Kerken en Poorten geslooten. Men deedt de slagklokken stilstaan. De schuttery bleef in de wapenen. Ook werdt 'er huiszoeking gedaan. Veelen, die verdagt waren, werden gevat: doch eenigen, onschuldig bevonden zynde, terstond ontslaagen. De zeven Naaktloopers werden, den vyf en twintigsten van Sprokkelmaand, onthoofd, en in linnen-kleedinge op 't rad gelegd. Wat laater, werden 'er nog eenigen ter dood gebragt. In sommige AantekeningenGa naar voetnoot(h), wordt gemeld, dat 'er, ten deezen tyde, wel by de vyftig menschen, te Amsterdam, naakt langs de straaten liepen, en dat 'er twaalf mans en | |
[pagina 91]
| |
twaalf vrouwen gevat werden. Dog kort na 't vangen der Naaktlooperen, zag men wel duizend Herdoopers omtrent Amsterdam aankomen, van meening om zig daar op te houden. Zy kwamen, zeidenze, uit Henegouwen; doch men drong hen, buiten te blyven, en weder te keeren, van waarze gekomen warenGa naar voetnoot(i). Ondertusschen, versterkte de aankomst van zo veel volks de Regeering in 't vermoeden, dat men zig van Amsterdam zogt meester te maaken: 't welk naderhand nog klaarer bleek. |
|