Vaderlandsche historie. Deel 5
(1751)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXX.
| |
[pagina 83]
| |
waren omgebragt, en te lyve geslaagen. En midden in deeze elende, werden 'er nog danseryen gehouden en schouwspelen vertoondGa naar voetnoot(w), terwyl de Hoofden der Herdooperen elk een' verzekerden, dat de Stad nimmer gewonnen, maar wel haast wonderbaarlyk verlost worden zouGa naar voetnoot(x). Doch 't viel geheel tegen hunne verwagting uit. De Bisschop hadt, volgensGa naar margenoot+ zyn eigen schryven aan Paus Paulus den III, welk nog voorhanden is, op het einde des jaars 1534, reeds meer dan agtmaal honderdduizend guldens, in de Belegering zyner Hoofdstad, gespild; en verzogt, derhalven, den Paus, op 't ernstigst, om onderstand. Doch my is niet gebleeken, dat hem van Rome iets toegeschikt werdt. Hy hadt, sedert eenen geruimen tyd, slegts drieduizend Knegten en driehonderd paarden, tot dit Beleg, konnen gebruiken; die alleen konden dienen, om de toegangen, op welken zy zig verschanst hadden, te sluiten, en niets tegen de Stad onderneemen kondenGa naar voetnoot(y). Doch in Zomermaand des jaars 1535, werdt de Stad, by verrassing, overmeesterd, door Hans van Langerstraaten, aan 't hoofd van niet meer dan vierhonderd man. Hy was, van de Herdoopers, overgeloopen tot den Bisschop, dien hy Munster beloofd hadt te zullen leveren, zo men hem van eenig geld en volk voorzien wilde. Hy gaf zo veel verzekering, dat de Bisschop hem 't | |
[pagina 84]
| |
stuk toevertrouwde. Op den drie-entwintigsten van Zomermaand, des nagts, vertoonde hy zig voor de Kruispoorte, de wagt diets maakende, dat hy mondbehoeften bragt. Men kende hem, en liet hem binnen. Terstond hierna, regtte hy een ysselyk bloedbad aan in de Stad. Veelen werden, in den slaap, overvallen en afgemaakt. De Koning, te laat gewaar wordende, dat de Stad verrast was, bragt egter eene menigte volks in de wapenen, en weerde zig zo dapper, dat Hans het te kwaad gekreegen zou hebben; zo niet het Bisschoplyk Leger toegeschooten was, en hem ontzet hadt. Op dit oogenblik, ontzonk den Herdooperen de moed. Agt dagen lang, werdt de Stad overgegeven aan de woede der Bisschoplyke Knegten. Men zag de straaten bezaaid met lyken. Ook werden 'er veelen gevat, en geregtelyk ter dood gebragt. Eenigen ontvlooden. Anderen, op 't Slot geweeken, gaven 't niet op, zonder 't lyf te bedingen, De Koning, Jan van Leiden, werdt, nevens Bernard Knipperdolling en Bernard Kregting, leevende gegreepen, en eenen geruimen tyd bewaardGa naar voetnoot(z). Men voerde den Koning, tot een schouwspel, door 't omgelegen land, en stelde hem toen op 't Slot Bevergerne, in scherpe gevangenis. Knipperdolling en Kregting werden elders bewaard. Terwyl zy zaten, kreegen twee Luthersche Leeraars, door den Landgraaf van Hessen, afgezonden, vryheid, om hen te zien, en | |
[pagina 85]
| |
tot boete te vermaanen. Antoni Corvinus, één deezer Leeraaren, heeft meer dan eens, met deeze berugte gevangenen gesproken, en een verhaal van zyn gesprek in 't licht gegeven uit welk men de Leer deezer luidenGa naar voetnoot(a), ook te vinden in een Boek, de Wederopregting genaamdGa naar voetnoot(4), en geduurende 't Beleg van Munster verspreidGa naar voetnoot(b), kan opmaaken. JanGa naar margenoot+ van Leiden hieldt ‘dat het duizendjaarig Ryk, in de Openbaaringe vermeld, eigenlyk moest worden opgevat. De Overheid, schoon van God ingesteld, mogt men, zyns oordeels, geweldelyk wederstaan, als zy iets geboodt, strydig met Christus Leere. Wegens de Regtvaardigmaaking, hadt hy 't gevoelen der Roomschgezinden aangenomen. Doch, in de ge- | |
[pagina 86]
| |
vangenis, werdt hy tot Luthers gevoelen overgehaald. Ook veranderde hy in 't stuk des Avondmaals, 't welk hy eerst, gelyk de Zwinglischen, begreepen hadt; doch waarvan hy nu, ten voornaamsten deele, even als Luther gevoelde. Doch de Doop kon, zyns oordeels, niet wettiglyk dan aan volwassenen geschieden, en hierin betuigde hy nimmer van zyne meening te zullen afgaan. Van Christus menschheid gevoelde hy, dat zy, in geenen deele, uit Maria genomen was; maar dat Christus lighaam, door de H. Maagd, gegaan was, gelyk de Zonnestraalen door het glas. De veelheid van vrouwen, hoe strydig met de hedendaagsche gewoonte, hieldt hy geoorlofd.’ Doch, in een nader gesprek, gaf hy toe, dat men niet meer dan ééne vrouw behoorde te neemen, wanneer de Overheid de veelwyvery verbooden hadt. In dit gesprek, verzagtte hy ook eenige andere stellingen, op hoop dat men hem in 't leeven zou laaten. Doch in twee punten, den Doop en Christus menschheid, bleef hy, tot in zyn uiterste, onveranderlyk. Knipperdolling en Kregting droegen zig, in de gesprekken met de Luthersche Leeraars, veel onbescheidener dan Jan van Leiden. Zy scheenen grooter dweepers dan hy. Knipperdolling ontzag zig niet, te zeggen, dat hy Koning in 't geestelyke was, gelyk Jan van Leiden in 't tydelyke. Ook beleedt hy, gedreeven te hebben, dat men de Schriften des ouden en nieuwen Verbonds verwerpen moest, en zig, eeniglyk, door den Geest, laaten bestieren. Kregting telde het hebben van | |
[pagina 87]
| |
veele vrouwen onder de middelen der Regtvaardigmaaking. Meer dan zes maanden zaten deeze gevangenen, eer men hun de dood aanzeide. Jan van Leiden, toen gevraagd zynde, of hy een' Priester begeerde, antwoordde ‘dat hy zig, in zyne uiterste, gaarne van verstandigen raad bedienen wilde.’ Men zondt hem, op zyn verzoek, 's Bisschops Kapellaan, aan wien hy de blykbaarste tekenen gaf van een gevoelig berouw, onder anderen zeggende, dat hy tienmaal de dood verdiend zou hebben, zo hy tien leevens te verliezen hadt. Ook beklaagde hy zig zeer, dat hy den goeden raad des Landgraafs van Hessen, die hem, te vooren, geschreeven hadt, dat hy zig met den Bisschop moest zoeken te verdraagenGa naar voetnoot(c), dwaaslyk versmaad hadt. Doch Knipperdoling en Kregting toonden geene blyken van boetvaardigheid. Ook zeide Jan van Leiden, kort hierna, voor de Regtbank, dat hy wel tegen de Overheid, maar niet tegen God hadt gezondigd. Dus wankelde deeze elendige,Ga naar margenoot+ in zyn uiterste. Hy en de twee anderen werden, eindelyk, op den drie-entwigtisten van Louwmaand des jaars 1536, te Munster, ter dood gebragt, door middel van gloeijende tangen, met welken hun 't vleesch uit het lighaam geneepen werdt. De lyken werden, in yzeren korven, aan den S. Lamberts tooren gehangenGa naar voetnoot(d) |
|