Vaderlandsche historie. Deel 5
(1751)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXVIII.
| |
[pagina 75]
| |
van verscheiden' zulke Schepen werdt, op den eenentwintigsten van Lentemaand, te Amsterdam, aangehouden. Men vroeg den luiden, werwaards zy 't gemunt hadden? Naar 't Land, welk God ons wyzen zal, was het antwoord. Om 's volks drift tot vertrekken verder gaande te maaken, liepen 'er, 's daags daaraan, op den middag, vyf Herdoopers, naakt, en met bloote zwaarden in de hand, door de Stad, roepende, In den naam des Heeren! Gods zegen staat over de regter, Gods vloek over de linker zyde der StedeGa naar voetnoot(z). Anderen melden, dat 'er drie onder waren, die Obbe Filips en anderen, in Friesland, gedoopt en uitgezonden hadden, en dat de eene riep, de nieuwe Stad, meenende, zo 't schynt, Munster, is den Kinderen Gods gegeven: de ander, doet boete, doet boete, en de derde, wee, wee, over alle GodloozenGa naar voetnoot(a). Doch zy beschadigden niemant. De Schuttery raakte terstond op de been, de roepers werden gevat, en kort daaraan, te Haarlem, ter dood gebragt. 't Zelfde lot trof ook eenigen anderen van dien zelfden aanhang, zo te Haarlem, als te Amsterdam, en in den HaageGa naar voetnoot(b). Eenige dagenGa naar margenoot+ laater, kreeg de Amsterdamsche Regeering, van een uit Friesland, berigt, dat de Herdoopers voorhadden, de Stad te verrassen. De Schutters, en Lieve-Vrouwen en Kruisgilden werden, op 't Stadhuis, ontbooden. Men vroeg hun, wat dienst de Raad, des noods, van hun te wag- | |
[pagina 76]
| |
ten zou hebben? en zy verklaarden, goed en bloed, voor den welstand der Stad, veil te hebben. Hierop volgde een streng verbod, om vreemde Herdoopers te herbergen: die zig in de Stad bevonden, geene gezeten' Burgers zynde, moesten, voor vyf uuren des avonds, op straffe des doods, vertrekken. Na vyven, deedt men, op verscheiden' plaatsen, huiszoeking, en betrapte 'er twintig, die vastgezet werden. Den Graaf van Hoogstraaten, kort hierna, met eenige Leden van den Raad van Holland, op bevel van Vrouwe MariaGa naar voetnoot(c), in de Stad gekomen zynde; werden 'er eenigen van deeze gevangenen met de dood gestraft Doch zesendertig anderen, de Leer der Herdooperen verzaakt en openbaare boete gedaan hebbende, werden in genade ontvangenGa naar voetnoot(d): waarmede de rust, in Amsterdam, voor eenen tyd, hersteld was. Ga naar margenoot+ De Landvoogdes deedt, ondertusschen, op eene algemeene Dagvaart te Mechelen, in Hooimaand, gehouden, eenen voorslag, om de Herdoopers en Lutherschen beide uit te rooijen, en Bisschop Franciskus Munster te helpen winnen. Doch de Staaten van Holland toonden weinige genegenheid, om zig met Munster te moeijen. Hier te lande, wilden zy egter zorgen, dat oproerige en valsche Leeringen belet en gestraft werden. De Stadhouder leverde hun, ten deezen einde, sedert, een Ontwerp over: doch alzo den Geestelyken daarby te veel gezags werdt ge- | |
[pagina 77]
| |
geven, werdt het, door de Staaten, van de hand geweezen, oordeelende zy ‘dat men, voornaamlyk, op de wyze van prediken agt te geeven hadt, om valsche Leeringen te stuiten; en dat men zorg draagen moest, dat de Leeraars zig van 't schelden op elkanderen, en van 't voorstellen van vreemde gevoelens op den Predikstoel onthieldenGa naar voetnoot(e).’ Midlerwyl, kreegen alle Baljuwen en Schouten in Holland last, om, een jaar lang, naar Herdoopers te zoeken, en dezelven te doen straffen: en zulke Melchioriten, (zo noemde men de oproerige Herdoopers, naar Melchior Hofman) die hunne dwaalingen waren afgegaan, moesten, een jaar daarna, ter plaatse hunner Wooninge blyven, zy alleen uitgezonderd, welken ten Haring voeren, of buitenlandschen Koophandel dreevenGa naar voetnoot(f). Men gebruikte deeze voorzorg, om den Herdooperen het samenrotten, en verreizen naar Munster en elders te beletten. Hoe 't binnen deeze belegerde Stad toeging, staat ons nu te melden. |
|