Vaderlandsche historie. Deel 5
(1751)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXVI.
| |
[pagina 69]
| |
bel, Felix Mantz en Jurgen Blaauwrok de voornaamsten waren, vindt men dit, of niet, of spaarzaamlykGa naar voetnoot(f), gemeld. Grebbel en Mantz raakten, met Zwinglius, in geschil, over den Doop: waarop een Plakaat, te Zurich, uitkwam, by welk ieder, die zig herdoopen liet, of zyn kind den doop onthieldt, eene boete van een mark zilvers werdt opgelegdGa naar voetnoot(g). Hier by bleef het niet. Zwinglius dreef door, dat men de Herdoopers aan 't leeven komen moest, en Mantz was de eerste, van wien men gemeld vindt, dat hy, in 't jaar 1526, te Zurich verdronken werdtGa naar voetnoot(3). Dus streng handelden de Hervormden zelven, met hen, die 't stuk der Hervorminge een weinig anders dan zy begreepen. Blaauwrok werdt, wat laater, in Tyrol verbrandGa naar voetnoot(h). In 't jaar 1527, werden ook eenige Doopsgezinden in Holland, en dus door Roomschgezinde Regters, ten vuure veroordeeldGa naar voetnoot(i). En in 't jaar 1531, | |
[pagina 70]
| |
wel negen mannen te gelyk, van Herdooperye beschuldigd zynde, uit Amsterdam, naar den Haage gevoerd, en aldaar onthalsdGa naar voetnoot(k). Veelen van deeze luiden gaven blyken vanGa naar margenoot+ een vroom en godvrugtig gemoed. Doch onder de Saxische Herdoopers deeden 'er zig eenigen op, die van eenen anderen geest gedreeven scheenen. Stork en Muntzer leerden, ‘dat de weereld, in 't burgerlyke en in 't kerkelyke, tot hiertoe, door de boozen was bestierd; doch dat 'er een andere tyd op handen was, in welken God een heilig volk, in plaats van dit, welk hy beslooten hadt te verdelgen, verwekken zou.’ Muntzer sloeg zelf de hand aan deeze verdelging, zig, in 't jaar 1525, voegende by de Thuringer Boeren, die tegen de Overheid waren opgestaan. Doch hy werdt gevangen en ter dood gebragt, waarna de opstand gedempt werdtGa naar voetnoot(l). Zyne Leer hadt, ondertusschen, eenigen opgang gemaakt. Melchior Hofman, een zyner aanhangeren, omtrent het jaar 1531, uit Duitschland, te Embden, gekomen, zondt, van daar, eenigen, als Leeraars, uit, naar Westfalen, naar Friesland, naar Holland, en elders. Vervolgens, Jan Trypmaaker, in zyne plaats, hebbende aangesteld, trok hy naar Straatsburg, alwaar hy, gevat zynde, in de hegtenis overleedt. Trypmaaker begaf zig, sedert, naar Amsterdam, van waar hy, insgelyks gevangen genomen zynde, naar den Haage gevoerd, en met nog zes of zeven an- | |
[pagina 71]
| |
deren, dezelfde, waarschynlyk, van welken wy hier boven gewaagd hebben, gedood werdt. Doch uit zynen aanhang, stondt, ten deezen tyde, op, Jan Matthyszoon, een Bakker van Haarlem, die zig voor Enoch, den tweeden Getuigen, uitgaf, Hofman nabootsende, die voor Elias hadt willen gehouden zyn. Jan Matthyszoon, zyne Vrouw, wat te bejaard, hebbende laaten zitten, begaf zig, met eene schoone en jonge Brouwers Dogter, die hy verleid hadt, naar Amsterdam, van waar hy eenigen, twee aan twee, uitzondt, om te leeren. Bartholomeus Boekbinder en Dirk Kuiper trokken naar Friesland, doopende, te Leeuwaarden, onder verscheiden' anderen, Obbe Filips, uit wiens eigen' Bekentenisse, wy dit verhaal ontleenen, hen tevens, door oplegginge der handen, tot Leeraars aanstellende. Menno Simonsz, naar wien de Doopsgezinden, sedert, Mennoniten genoemd zyn, is, door deezen zelfden Obbe, tot Leeraar aangesteld. Doch dit gebeurde laater. Te gelyk met Bartholomeus Boekbinder en Dirk Kuiper, werden Jan Bokelszoon van Leiden en Gerrit Boekbinder naar Munster afgezondenGa naar voetnoot(m), alwaar zy, in Slagtmaand des jaars 1533, aankwamen. |
|