Vaderlandsche historie. Deel 5
(1751)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXIV.
| |
[pagina 60]
| |
verschooten. Nu vonden zy zig buiten staat, om meer op te brengen. Ook wisten zy geen antwoord te geeven, op een' voorslag van die van Hamburg, om de geschillen, tusschen Holland en de Lubekkers, te bemiddelen. Al dit gaf den Staaten gelegenheid, om der Koninginne de volgende vyf punten te laaten voorslaan: 1. Of zy zou gelieven eenen Admiraal aan te stellen, 's Keizers geschut op de Vloot te doen brengen, en de andere Nederlanden, op 't stuk des oorlogs, te beschryven; alzo, zonder dit, geen oorlog gevoerd kon worden, en Holland de penningen, tot hiertoe verschooten, vergeefs gespild zou hebben. 2. Of zy al wat van Lubek over Hamburg of andere Plaatsen in deeze Landen kwam voor goeden prys geliefde te verklaaren. 3. Of zy de Visschery den Hollanderen, zo wel als den Vlaamingen en Zeeuwen, geliefde te veroorlooven. 4. Of zy de Oorlogschepen geliefde te ontslaan, of anders, wegens de huur, met dezelven, overeen te komen. 5. Welk antwoord men die van Hamburg geeven zou, op de aanbieding van bemiddeling der geschillen met de Lubekkers. Ga naar margenoot+ De Landvoogdes, geperst door de Afgevaardigden van Holland, voldeedt hen op eenigen van deeze punten. Zy stelde Gerard van Merkere, voorheen Admiraal van Vlaanderen, over de Hollandsche Vloote, beloovende hem, nevens Hoogstraaten, met dertigduizend guldens, naar Holland, te zullen zenden, om de uitrusting voort te zetten. Zy verboodt, behalven de Vaart naar 't | |
[pagina 61]
| |
OostenGa naar voetnoot(u), den invoer der Oostersche waaren, door Lubek over Hamburg, op verbeurte dier waaren. Wegens de Visschery, betuigde zy, te verwagten, dat dezelve, als de Oorlogschepen in zee waren, voor alle de Landen, wederom vry zou konnen zyn. Aan Hamburg, kon men, haars oordeels, schryven, dat 'er, eerst een Bestand voor drie maanden geslooten zynde, eene Dagvaart, binnen die Stad, kon gehouden worden, om op dezelve, ware 't mogelyk, op den voet der oude Overeenkomsten, eene bestendige Vrede te sluiten. Doch gelukte dit niet, dan moesten partyen, na 't eindigen van 't Bestand, zes weeken tyd hebben, om lyf en goed te bergen. Van 't beschryven der andere Nederlanden, sprak zy niet. Ook kwam 'er geen geschut van den Keizer. Brugge, Middelburg, Zierikzee en Veere, die 't in bewaaringe hadden, wilden 't niet laaten volgen. Brugge gaf voor, dat het der Stad toekwam. De andere Steden behielpen zig, met diergelyke voorwendsels. Zy zogten Holland alleen met den Oosterschen oorlog belemmerd te laaten, en ondertusschen den Oosterschen handel naar zig te trekken, ten nadeele van Holland. De Oosterlingen toonden zig hier genegen toe. In den Zomer, kwamen 'er verscheiden' Schepen van Dantzig in Zeeland aan, 't welk het Hof, onaangezien het Verbod, oogluikende toeliet. De Oostersche Kryg werdt, eerlang, onvermydelykGa naar margenoot+ voor Holland. Hoogstraaten en | |
[pagina 62]
| |
de Admiraal, eenen Staat van Oorlog hebbende opgemaakt, verscheenen, met denzelven, op eene Dagvaart, die, tegen 't einde van Hooimaand, te Amsterdam, beschreeven was. Hier vertoonde de Stadhouder ‘dat het Hof hem dertigduizend guldens ter hand gesteld hadt, tot de beraamde uitrusting; dat hy geenen kans zag, om meer te verkrygen, en dat de kosten, in twee maanden, wel zeventigduizend guldens beloopen zouden; dat hy, hierom, van de Staaten vyftigduizend guldens begeerde, die, als 'er de gewoone en buitengewoone gratien of kwytscheldingen afgetrokken waren, naauwlyks dertigduizend guldens blyven zouden. Hy voegde 'er by, dat hy, hierop Consent hebbende, terstond met de begonnen' toerusting zou voortvaaren.’ Uit deezen voorslag des Stadhouders, konden de Staaten ligtelyk bevroeden, dat men, eens dertigduizend guldens geschooten hebbende, den gantschen verderen last des oorlogs, op Holland alleen, zou laaten aankomen, 't welk hun, met reden, onverdraaglyk scheen. Zy raadpleegden hierop, onderling, met allen ernst. De Edelen oordeelden, dat men, wanneer de schepen wederom uit zee kwamen, alleenlyk betaalen moest 't gene dezelven meer dan 's Keizers dertigduizend guldens gekost hadden, waarin Holland, nevens de andere Nederlanden, zyn aandeel opbrengen moest, zynde, naar ouder gewoonte, een vyfde van 't geheel met Zeeland. Dordrecht was wederom gereed in 't bewilligen, mids gevolg hebbende van 't meerderdeel der Staaten. Haar- | |
[pagina 63]
| |
lem, Delft, Leiden en Gouda, geenen raad weetende om geld te vinden, waren weigerig. Amsterdam beklaagde zig, over de reedsGa naar margenoot+ gemaakte kosten, die nu al meer dan twintigduizend guldens beliepen; doch toonde zig egter gereed ter bewilliging, zo de meeste Leden 't ook zo konden begrypen. Men moet aanmerken, dat deeze Stad groot belang hadt by den Oosterschen handel, zynde aldaar thans reeds de voornaamste Koorenmarkt van HollandGa naar voetnoot(v). De kleine Steden, Rotterdam, Schiedam en Alkmaar, vertoonden haare armoede. De Keizerlyke Gemagtigden de Leden dringende tot bewilliging, sloegen eenige Steden voor, dat men vyftigduizend guldens zou konnen ligten op de Bede, die, in 't jaar 1535, verschynen zou, waar op zy fors genoeg hernamen ‘dat de Keizer, geld willende ligten op ingewilligde Beden, zulks den Steden niet behoefde te vraagen.’ Men scheidde, derhalven, zonder tot besluit te komen. De Stad Delft deedt openlyk aantekenen, dat zy nimmer iets tot de kosten van deezen Oorlog draagen zou. Zo veel scheelde het, of eene Stad belang hadt by den Oosterschen handel, of niet. Tegen den tienden van Oogstmaand, was 'er wederom Dagvaart beschreeven, te Amsterdam. Hier deedt de Stadhouder, op dat wy ons van de woorden van 's Lands Advokaat van der Goes bedienen, de Steden elk afzonderlyk spreekende en hoorende, grooten arbeyt ende listen, meer dan tot geenen tyde, 't welck | |
[pagina 64]
| |
conscientie was. Eindelyk bragt hy te wege, dat de Leden allen, behalven Leiden, op den twintigsten, in de gedaane Bede bewilligden. De Acte, die van dit merkwaardig Consent gegeven werdt, luidt, van woord tot woord, als volgt: Ga naar margenoot+‘Die Gedeputeerden van den Eedelen ende vyf grote Steden van Hollant als Dordrecht, Haerlem, Delft, Amsterdam ende der Goude, gehoirt hebbende die Petitie van onse genadichste Vrouwe die Coninginne als Gouuernante ende Regente, in den name ende van wegen der Keyserlicke Majesteyt hemlieden gedaen by den Graue van Hoichstraten, Stadthouder van Hollant, Zeelant &c. omme te hebben die somme van vyftich duysent Ponden van veertich groten 't pont, te betaelen d'een helft Kersmisse, ende d'ander helft St. Jans Misse beyde naestcommende, om daer mede toe te redene een Armée van Scepen ter Zee tot straffinge van die van Lubeek, zynder Majesteyts rebelle vyanden, ende dat by veele redenen hemlieden in 't lange geremonstreert. Ende al ist zoe dat dese Oirloge roert syne Majesteyt ende by consequentie allen synen anderen landen, zoe dat geen redene en es, dat de voirsz. van Hollant meer dan d'ander Landen hier inne gemolesteert worden. Nochtans om syne Majesteyt t'assisteren ende te gelieuen, gelycken sy in veele voirleden saken belieft hebben. Soe Consenteren die voirsz. Gedeputeerden, elck zoe veel in hemlieden es in de voirsz. Petitie, mit conditie dat men hemlieden ter cause van de voirsz. oirloge, | |
[pagina 65]
| |
noch geenen anderen, meer noch vorder molesteren of yet eysschen sal, dan anderen Landen, in welcken geuallen zy mit heurlieder gewoonlicke portie volstaen sullen: Ten tweeden, dat die Knechten ende Boetsgesellen comende vuyter Zee nyet gaerden noch ouerlast in desen landen doen en sullen of indien ter contrarie geschiede, zoe zullen die voirsz. Gedeputeerden van dit Consent ongehouden blyuen, ende en sal voir geen consent geacht worden. Ten derden dat des Keyserlicke Majesteyts Penningen tot dertich duisent ponden eerst ende alvoiren in de voirsz. Armée geemployeert sullen worden, sulcx dat indien enich bestant gemaect worde, of dat die luyden van oirloge binnen twee maenden vuyter Zee keerden by storm of fortune, dat de voirsz. Gedeputeerden, naer aduenant datter ouerschiet, ontlast sullen blyuen, sonder vorder gehouden te syne, ofter te cort quame, dan als voirsz. es. Ende dat men gracelicken sommeren ende executeren sal den Ondersaten van de voirsz. Consente. Welck Consent mitter voirsz. Conditien die voirsz. Stadthouder geaccepteert heeft op ten 20 Augusty Anno 1533. binnen der Stad van Amsterdam, ter presentie van den voirsz. Gedeputeerden, my tegenwoirdich als Advocaat. Ende ick hebbe myn Heere den Stadthouder dese Acte gegeuen onder myn handteycken. Terstond hierna, werdt het verlof, aan sommigen verleend, om, over Hamburg en Lu- | |
[pagina 66]
| |
bek, op de Oostzee te handelen, wederom ingetrokkenGa naar voetnoot(w). De Vloot, onder 't OpperbevelGa naar margenoot+ van Gerard van Merkere, geraakte eindelyk, in Herfstmaand, in zee, koers zettende naar de Zond, die zy, eenen tyd lang, geslooten hielde, geenen anderen dan Nederlandsche Schepen vergunnende, door dezelve, uit en in de Oostzee, te komen. De Lubeksche Vloot, gebooden door Markus Meyer, hieldt zig, omtrent de Elve, ver genoeg buiten schoots. De Hollandsche keerde eerlangGa naar margenoot+ naar huis, en in de Lente des volgenden jaarsGa naar margenoot+Ga naar voetnoot(x), werdt 'er een Bestand met de Lubekkers, en een Verbond van Koophandel, voor den tyd van dertig jaarenGa naar voetnoot(y), met den nieuwen Koning van Deenemarke, geslootenGa naar voetnoot(z). De Vloot hadt toen uitgediend; doch over 't draagen der kosten deezer uitrustinge, die, voor den Keizer, meer dan tweehonderdduizend guldens beloopen haddenGa naar voetnoot(a), viel merkelyk verschil, tusschen Hoorn en de Dorpen onder de Stad gehoorendeGa naar voetnoot(b). De meeste Steden rekenden zig egter gelukkig, dat zy van deezen lastigen Kryg ontslaagen waren. |
|