Vaderlandsche historie. Deel 5
(1751)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXI.
| |
[pagina 47]
| |
voogdes, de Staaten van Holland, in Wintermaand, te Bergen in Henegouwen, ter Dagvaart beschreeven hebbende, stelde hun de klagte der Deenen voor. Zy overreedden haar ligtelyk, om 't geschil aan te merken, als den Keizer en de Nederlanden in 't gemeen betreffende, en niet Holland in 't byzonder. De Deenen hadden beweerd, dat de Koning, uit kragt van 't Verdrag, onlangs te Koppenhage geslooten, regt hadt, om zyne schade, op Holland alleen, te verhaalen. Doch deGa naar margenoot+ Landvoogdes, anders onderrigt, verklaarde den Gezanten rondelyk ‘dat de Koning, iets van byzondere Persoonen te eischen hebbende, hen, uit hoofde van 't Verdrag, alleen voor hunnen bevoegden Regter betrekken kon, alwaar hem onverwyld Regt gedaan zou worden; doch dat het hem, zonder blykbaare krenking van 't Verdrag, niet vrystondt, zyne schade te verhaalen, op 't Land van Holland in 't gemeen. Deedt hy 't egter; hy moest zig verzekerd houden, dat de Keizer de zaak der Hollanderen als de zyne aanmerken, en met alle de magt der Nederlanden en van Spanje zelve handhaaven zou.’ De Deenen zig hebbende laaten verluiden, dat zy met Brabant, Vlaanderen en Zeeland in onderhandeling treeden, en aan dezelven vryen Koophandel vergunnen wilden; zondt Vrouw Maria, terstond, verbod aan deeze Landschappen, om den Gezanten gehoor te verleenen. Ook verstondt zy niet, dat de Gezanten, met de drie Landschappen, zouden zoeken te handelen. Kort hierna, kwamen | |
[pagina 48]
| |
'er Brieven van Koning Fredrik aan Vrouwe Maria, vervuld met klagten, over geweigerd Regt. Ten zelfden tyde schreef hy aan Antwerpen, Brugge, en Middelburg in Zeeland, hen noodigende, om zig van Holland te scheiden, en in zyn Ryk te komen handelen. Doch deeze Steden antwoordden, uit éénen mond, dat zy zig geheellyk gedroegen aan 't gene den Koning, door de Koninginne-Landvoogdesse, geschreeven zou worden. De Deensche Gezanten keerden naar huis, zonder hun oogmerk bereikt te hebben. Men bereidde zig, van wederzyde, wederom ten oorlog. Vrouw Maria zondt egter, in de Lente des volgenden jaars, Henrik Willemszoon van Haarlem, op 's Keizers kosten, naar Deenemarke, met last, om den Koning klaar en onvertogen antwoord af te vraagen, of hy de geslooten Vrede begeerde te onderhouden, of nietGa naar voetnoot(h). Ga naar margenoot+ De Slagtmaand des jaars 1532 was wederom, gelyk voor twee jaaren, ongelukkig voor Holland en Zeeland. Op den tweeden dier maand, stak 'er zo hevig een storm uit den Noordwesten op, dat de meeste Zeeuwsche Eilanden, en veele Polders en Dorpen, die naauwlyks wederom beverscht waren, ondervloeidenGa naar voetnoot(i). In Holland, liep het water een voet hoog over de dyken: 't welk, in eene eeuw, niet gebeurd was. Ook braken 'er eenige gaten in den Westfrieschen dyk, die, ter oorzaake van de strenge vorst, welke hier kort op volgde, den gantschen winter niet | |
[pagina 49]
| |
gestopt konden wordenGa naar voetnoot(k). Men verzogt ten Hove om onderstand in geld, tot het boeten der geleeden' schade. Men wist, dat de Keizer, voorheen, die van Lodyke en anderen in Zeeland ondersteund hadt. Doch ik vind niet, dat de Hollanders thans iets verwiervenGa naar voetnoot(l). De Zeeuwen, die ook meer geleeden hadden, werden; gelyk te vooren, wederom geholpen. De Landvoogdes vergunde hun, uit 's Keizers naam, vier jaaren agter een jaarlyks, tweeduizend vyfhonderd ponden van veertig grooten van de Keizerlyke Bede te mogen inhouden, om dezelven, tot herstelling der Dykaadjen, te gebruikenGa naar voetnoot(m). In verscheiden' Hollandsche en Zeeuwsche Steden, heerschte, ten deezen tyde, ook eene besmettelyke ziekte. Te Zierikzee, sneuvelden, in drie maanden tyds, meer dan drieduizend menschenGa naar voetnoot(n). Te Rotterdam, was de sterfte ook zeer zwaarGa naar voetnoot(o). |
|