Vaderlandsche historie. Deel 5
(1751)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijVII.
| |
[pagina 25]
| |
arbeiden aan een algemeen Plakaat, tot verbetering van deeze en diergelyke gebreken der Regeeringe, en te gelyk aan verscheiden' byzonderen, byzondere Landschappen, met naame ook Holland, betreffende. Der Staaten raad werdt, over verscheiden' zaaken, ingenomenGa naar voetnoot(h), en in Wynmaand en vervolgens, kwamen 'er verscheiden' Keizerlyke Plakaaten uit, den Nederlanden in 't algemeen, en Holland in 't byzonder, raakende. Het voornaamste wasGa naar margenoot+ den zevenden van Wynmaand gedagtekend, en bestondt uit vierenveertig Leden. ‘De voorige Plakaaten, tegen de Lutherschen en andere veroordeelde Sekten, werden 'er in vernieuwd, en de uitvoering derzelven, ten ernstigsten, aanbevolen. Wegens de Munt, werdt elk geweezen tot eene Ordonnantie, die eerlang ook in 't licht kwam, en zeven bladen druks besloegGa naar voetnoot(i). Tot herstelling der misslagen, spruitende uit onderscheiden' Costuymen of Landsgewoonten, werdt allen Officieren en Wethouderen gelast, de byzondere Costuymen in geschrift te stellen, en der Landvoogdesse over te leveren, binnen zes maanden na de dagtekening van 't Plakaat.’ Men hadt, hierop, al in 't jaar 1526, ten Hove gedrongen, en den Keizerlyken Kommissaris, Sasbout, benoemd, om de Hollandsche Costuimen in geschrift te brengen. Ook hadden 'er de Staaten in bewilligd, mids het, op 's Keizers kos- | |
[pagina 26]
| |
ten, geschieddeGa naar voetnoot(k). 't Schynt egter, dat 'er toen niets in gedaan was. ‘Niemant, vervolgt het Plakaat, zou voortaan 't Notarisampt mogen bekleeden, dan die, by de Provinciaale Raaden, bevoegd verklaard was. Alle Monopolien, dat is, Alleen- of Opkooperyen werden verbooden, en de Wethouders der Steden kreegen bevel, om een' redelyken prys op de Leevensmiddelen te stellen. Bedrieglyke Banqueroutiers en derzelver medestanders werden voor openbaare dieven verklaard, en van de veiligheid der Vryplaatsen deezer Landen versteken. Voorvlugtigen, gedaagd zynde en niet verschynende, moesten ten eeuwigen dage gebannen worden. Lediggangers en Bedelaars moesten worden geweerd, uitgezonderd Bedelmonniken, Lazarussen, die aan hunne hoeden, mantels, en andere tekens te kennen waren, en gevangenen. Eerlyke armen en zieken moest men, ten beste mogelyk, onderhouden. Vreemden mogten, eenen nagt, in de Gasthuizen, herberg neemen; doch nergens bedelen. In elke Kerspel-Kerk, zouden Blokken gesteld worden, met drie sleutels geslooten, om, in dezelven, de heimelyke aalmoessen te ontvangen. De inkomsten van alle Godsdienstige Gestigten, in elke Plaats, tot ondersteuning der armen, opgeregt, moesten, in eene gemeene beurs, worden gebragt, en toevertrouwd aan de uitdeelinge van eerlyke Persoonen, door de Wethouders te kiezen; die deezen | |
[pagina 27]
| |
dienst, om Gods wille, zouden moeten op zig neemen. Zieken, Kraamvrouwen, Vondelingen moesten, uit deeze Aalmoessen, ondersteund; arme Kinderen, uit dezelven, ter schoole besteed worden. Priesters en Predikers, by stervende menschen geroepen wordende, waren gehouden, hen tot liefdaadige maakingen te vermaanen. Die van Aalmoessen leefde, mogt in geene herbergen gaan, noch verbooden spel speelen. Tot voorkoming van dronkenschap, werdt gelast, dat geen Feest of Kermis langer dan éénen dag duuren mogt; en dat men niemant dan zyne Bloedverwanten en niet meer dan twintig Persoonen ter Bruiloft mogt noodigenGa naar voetnoot(l). Van Peters en Meters zou men geen geschenk ontvangen, veel min vorderen mogen. Op buiten-wegen, mogt men geene Herbergen zetten. Die op een' Zon- of heiligen dag gelagen hieldt, of in eene herberg ging drinken, zou zestig grooten Vlaams verbeuren. Doodslagers uit dronkenschap moesten, en om dronkenschap en om doodslag beide, gestraft worden. Dronkaarts moesten uit de Regtbanken en uit de Wet der Steden geweerd en gehouden worden. 't Draagen van gouden en zilveren Lakenen werdt den aanzienlyksten Landzaaten, zelfs Hertogen, Prinsen en Graaven, uitdrukkelyk verbooden. Beneden de voornaame Amptenaars, mogt niemant in fluweel, satyn, of Cramoisy gekleed gaan. Niemant mogt fluweelen tabbaarden | |
[pagina 28]
| |
draagen, dan die drie, noch satynen of damasten, dan die twee goede paarden onderhieldt. Die een' fluweelen, satynen of damasten paltrok droeg, moest ten minsten één paard onderhouden. Vrouwen en Kinderen moesten zig naar den staat der mannen en vaderen schikken. Om den handel van Paarden in 't Land te houden, werdt de uitvoer der Merrien verbooden. Lasteraars van God of de Heiligen moesten een' maand lang te water en te brood gezet, en, zo zy 't uit boozen gemoede gedaan hadden, met een' priem door de tong gesteken worden. Ten slot, werden de Nederlanden, als onder éénen Vorst staande, vermaand, goede vriendschap en nabuurschap met elkanderen te onderhouden; en de geschillen, die, onverhoopt, ontstaan mogten, door de Stadhouders der byzondere Landschappen, of door de Landvoogdesse, in der minne, te laaten afdoenGa naar voetnoot(m). Wy hebben den inhoud van dit Plakaat dus omstandig ter neder gesteld, om dat men 'er de herkomst in vindt van verscheiden' gebruiken, die nog, hier te Lande, stand grypen. 't Plakaat zelf wordt, in verscheiden' byzonderheden, nog onderhouden, en is, veelligt, in verscheiden' anderen, zonder, in sommigen ook met reden in onbruik geraakt. 't Vervat verscheiden' punten, in welken de Staaten van Holland in 't byzonder, al voorlang, verbetering gezogt hadden. Al van 't jaar 1525 af, of eerder, haddenze, by voorbeeld, ge- | |
[pagina 29]
| |
poogd, onkundige Notarissen te weeren, den eerlyken armen behoorlyk onderhoud te bezorgen, en de bedelaary te stuiten; de munt te verbeteren, de Monopolien te doen afschaffen, en de pragt in de kleedinge te bepaalenGa naar voetnoot(n). Zelfs haddenze, nog onlangs, ten Hove, sterk gedrongen, dat het draagen van alle uitheemsche Lakenen verbooden mogt wordenGa naar voetnoot(o). Doch 't schynt, dat de Keizer, om den Engelschen geen ongenoegen te geeven, hiertoe, niet heeft willen verstaan. 't Plakaat, van welk wy spreeken, werdtGa naar margenoot+ den algemeenen Staaten, nevens een ander, van inhoud als dat, welk, in 't jaar 1529, te gen de Lutherschen, uitgegeven was, in 's Keizers tegenwoordigheid, te Brussel, voorgelezen. Terstond daarop, beval zyne Majesteit de uitvoering van de Plakaaten, met naame van dat tegen de Lutherschen, den Staaten aan. Hy voegde 'er by, dat hy een vyand zyn zou van zynen eigen' Vader, Moeder, Broeder of Zuster, indien zy Luthersch waren. Vervolgens, nam hy afscheid van de StaatenGa naar voetnoot(p);Ga naar margenoot+ doch hy bleef nog in de Nederlanden, tot den zeventienden van Louwmaand des volgenden jaars, wanneer hy, van Brussel, naar Duitschland vertrokGa naar voetnoot(q). Hy kwam egter niet in Holland, gelyk men verwagt hadt. De bezwaarnissen van Holland, immers de voornaamsten, werden eerlang hersteld, en des- | |
[pagina 30]
| |
wege byzondere Plakaaten uitgegeven. Wy hebbenGa naar voetnoot(r) reeds aangetekend, dat het verlofgeld op 't uitgaand Kooren, ten deezen tyde, afgeschaft werdt. Ook werden de Brouweryen en andere Steden-Neeringen, ten platten Lande, verboodenGa naar voetnoot(s): waarop de Steden, al sedert eenige jaaren, hadden gedrongenGa naar voetnoot(t). In meer andere opzigten, gaf men haar ook genoegenGa naar voetnoot(u). Eenige zwaarigheden, tegen 't algemeen Plakaat, door haar, ingebragt, betreffende de vaststelling van den prys der Leevensmiddelen, 't verbod van uitvoer van Merriepaarden, en 't weeren van Bedelaary, werden, door den Raad des Keizers, ter haarer voldoening opgelostGa naar voetnoot(v). Ga naar margenoot+ Voor 't uitgaan van 't algemeen Plakaat, hadt de Keizer het Hof van Holland ook doen voorzien van een nieuwGa naar margenoot* Berigtschrift: 't welk, geschikt naar dat van den jaare 1462, door Karel, Graave van Charolois, uit den naam van Hertoge Filips, zynen Vader, gegeven, nog meer zaaken voor 't Hof trok,Ga naar margenoot+ dan te vooren geschied was. De Hollandsche Graaven, met naame die uit de Huizen van Bourgondie en Oostenryk, hadden reeds verscheiden' poogingen gedaan, om zaaken, die, voor de byzondere Regtbanken, zo ten platten Lande als in de Steden, zonder dat 'er beroep van viel, plagten geweezen te worden, byGa naar margenoot§ Beroep, voor Geregtshoven, die geheellyk van hun | |
[pagina 31]
| |
afhingen, te doen brengen. Zelfs hadden zy, den byzonderen Regtbanken verscheiden' zaaken weeten te onttrekken, dezelven brengende voor deeze Geregtshoven, schoonze, van ouds, niet tot de Graaflyke, met uitsluiting van alle andere Vierschaar, plagten te behooren. Volgens de oude gewoonten en voorregten, behieldt de Graaf aan zig alleen, te vonnissen over moord, moordbrand, vrouwenkragt, kerkroof, gewapenden opstand tegen zynen persoon en eenige diergelyke of mindere misdaaden, welken de Graaven, hier meer daar minder, den gewoonlyken Regtbanken onttrokkenGa naar voetnoot(w). De overige zaaken, van welk eene natuure ook, werden, voor de mindere Regtbanken, geestelyken en weereldlyken, afgedaan. Voor de laatsten, inzonderheid, naar zeer eenvoudige voorschriften, gepast op de byzondere gevallen; by welken den Schout of Baljuw zyn eisch, den Regteren hun vonnis, byna woordelyk, in den mond gelegd werdtGa naar voetnoot(x). Doch het invoeren der Fransche Regtspleeging, ten tyde der Hertogen Filips en Karel van Bourgondie, strekte niet slegts om de Regtsgedingen langwyliger, kostbaarer en meer ingewikkeld te maaken; maar vooral ook, om den Graaflyken Geregtshoven, en gevolgelyk den Graaven zelven, grooter gezag over de Regtsoefening te bezorgen. 't Hof van Holland, Zeeland en | |
[pagina 32]
| |
Friesland kreeg, in 't jaar 1462, magt, om kennis te neemen van zaaken, die 's Graaven Hoogheid, Vryheden, Regten, Domeinen, Munten en Amptenaars betroffen: waartoe, door den tyd, geweldig veel gebragt werdt. Ook nam het Hof toen kennis van Privilegien, aan vreemden gegevenGa naar voetnoot(y). Doch by het Berigtschrift, welk het Hof nu verkreeg, werdt deszelfs magt meer uitgebreid. Het mogt, voortaan, niet slegts over Privilegien van vreemden, maar ook over Privilegien van Onderzaaten oordeelen; en Costumen, gewoonten, keuren en herkomen deugdelyk of ondeugdelyk verklaaren: ook van geschillen en onlusten tusschen Steden en Landstreeken kennis neemenGa naar voetnoot(z): waaruit ligtelyk op te maaken is, hoe zeer een Hof, welk zo veel gezags kreeg, of liever, hoe zeer de Graaf, van wien het afhing, door den tyd, gedugt moest worden by de Landzaaten en by de Staaten zelven: die, voorheen, by Privilegie verkreegen hebbende, dat zelfs der Baljuwen Vierschaaren niet gespannen mogten worden, met zulken, die des Baljuws Knaapen waren, of van hem afhingenGa naar voetnoot(a); nu gedoogen moesten, dat een hoog Geregtshof, welk zelfs over hunne voorregten en herkomen stondt te oordeelen, geheellyk bestondt uit Raaden, die, door den Graave, werden aangesteld. Doch hoe zy zig, nu en dan, tegen deeze lastige nieuwigheden of derzelver gevolgen, verzet hebben, zullen wy, hierna, aantekenen. | |
[pagina 33]
| |
Ondertusschen, is het, ten hoogsten, waarschynlyk, dat het trekken van veele nieuwe zaaken, tot de hooge Graaflyke Geregtshoven, in de Nederlanden, naderhand, aanleiding gegeven heeft, tot het opregten van byzondere Regtbanken, met naame, tot het opregten van den Raad der Beroerten, in den jaare 1567, die den opstand dier tyden sterk heeft aangezet. |
|