IV.
Hooge Watervloed.
Een sterke Storm uit den Noordwesten hadt, op den vyfden van Slagtmaand, het zeewater zo hoog doen ryzen, dat het, in Holland en in Zeeland, over de dyken liep, en eene geweldige schade veroorzaakte. Gantsch Zeeland vloeide genoegzaam onder. Menschen en Beesten smoorden, by menigten, in 't water. En veele luiden van vermogen, die 't leeven nog behielden, vervielen tot de diepste armoedeGa naar voetnoot(q). De Afgevaardigden van Holland ter Dagvaart te Mechelen bevonden zig,'s daags na deezen vloed, op de reize derwaards te Breda, werwaards zy zig vervoegd hadden, om den Graave van Nassau, hunnen geweezen Stadhouder, te begroeten, met ydele handen, dat is, zonder geschenk. Zy werden beleefdelyk ontvangen, en ter maaltyd genoodigd. Doch de tyding der overstrooming deedt hen hunne reis naar boven verhaastenGa naar voetnoot(r). De zaailanden, in Vlaanderen, in Zeeland, en elders, hadden zo veel door deezen watervloed geleeden, dat de uitvoer van Graanen, eerst in Vlaanderen, toen in Brabant, en eerlang ook in Zeeland, verbooden werdt. Holland, alwaar, sedert het heffen van 't verlofgeld, weinig Oostersch Kooren