Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijBede van honderd en tagtigduizend, ponden.Holland hadt, tot hiertoe, den meesten last van den Gelderschen Kryg gehad, en daarom sterkst naar de Vrede verlangd. Men hoopte's Lands Geldmiddelen, die, door den oorlog, in slegten staat waren geraakt, geduurende de de Vrede, eens wederom op beteren voet te zullen brengen. Doch op den tweeden dag na 't treffen derzelve, deeden de Gemagtigden der Landvoogdesse den Afgevaardigden der Staaten, die nog te Gorinchem byeen waren, eene nieuwe Bede van honderd en tagtigduizend ponden van veertig grooten, in drie reizen tebetaalen; vertoonende zy, dat deeze somme, die, na aftrek der kwytscheldingen, maar honderd en twintigduizend ponden blyven zou, boven de gewoone Bede, volstrekt vereischt werdt, tot het aanleggen van nieuwe sterkten, te Utrecht en elders, in 't Stigt, ter beveiliging van Holland; tot onderhoud van twaalfhonderd Knegten en tweehonderd paarden in dezelven; en om den Keizer te gemoet te komen in het voldoen der beloofde penningen aan den Heere van Gelder en den Bisschop van Utrecht. De Afgevaardigden van Holland, niet gelast om op deezen eisch te antwoorden, deeden de Staaten, tegen den dertienden van Wynmaand, in den Haage, beschryven. De Leden, bedugt dat de Knegten, die nog onbetaald waren, de | |
[pagina 502]
| |
Geldersche Plaatsen niet zouden willen ruimen' of dat zy, zoze 't deeden, hunne betaaling inGa naar margenoot+ Holland zouden komen zoeken, beslooten eenpaarig, Gouda alleen uitgenomen, dat men drie-enveertigduizend guldens van deezen eisch toestaan zou, tot betaalinge der Knegten. Doch de Gemagtigden der Landvoogdesse, hiermede niet vergenoegd, hielden zo lang aan, dat de Staaten, te Utrecht beschreeven, in 't begin van Slagtmaand, nog tagtigduizend ponden toestonden, mids men 'er de Landluiden, die in den oorlog met wagens en paarden gediend hadden, uit betaalen, en hun, ter oorzaake van deezen Kryg, geene nieuwe Bede meer doen zou. Toen ontbraken 'er, aan de eerste Bede, te Gorinchem gedaan, nog twintigduizend ponden, die de Staaten, gedrongen door den Stadhouder, na verloop van eenige dagen, ook aannamen op te brengen, en by verzegeling van duizend ponden jaarlyksche losrenten, die buiten Holland gekogt werden, vinden moesten. Amsterdam verzegelde hiervan een zesde deel op zig zelfGa naar voetnoot(f). |
|