Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijHandel met de Oosterlingen en met Zweeden.Men was hier, eenigen tyd herwaards, bezig geweest, om de schade op te maaken, die de Koopsteden, ter oorzaake van de onlusten met de Oosterlingen, geleeden hadden, en die men, volgens 't laatste Bestand, wederzyds, elkanderen vergoeden moest. De Stad Edam hadt, reeds in Lentemaand, ter Dagvaart, vertoond, dat haar, eenige jaaren geleeden, een schip benomen was, welk, met de goederen, ruim vierduizend guldens waardig gerekend werdt. Doch Amsterdam en anderen bleeven agterlyk, in 't opmaaken der geleeden' schade. De Landvoogdes schreef, ondertusschen, aan de Oostersche Steden, Lubek, Hamburg, Straalzond en Dantzig, over 't leggen van eenen Dag te Keulen, tegen den eersten van Grasmaand des jaars 1528, op welken men, wegens de geleeden' schade, afrekenen zou. Doch 't schynt, dat deeze Steden, die veelligt meer schade gedaan dan geleeden hadden, zig hiertoe niet hebben willen laaten beweegenGa naar voetnoot(b). Met Zweeden, van waar Olaus Magnus, met 's Konings Volmagt, in den Zomer deezes jaars, herwaards kwam, tradt men, in Holland, ook over een Verbond van Koophandel in onderhandeling. De Staaten deeden den Zweedschen Orateur, (deezen naam droegen thans, en nog lang hierna, | |
[pagina 468]
| |
de Noordsche Afgezanten) door den Advokaat van der Goes, op 's Lands kosten, onthaalen, oordeelende het beter, hier, tien, twintig, ja dertig ponden groot onkosten te doen, dan eene veel kostbaarer reize naar Zweeden, ter verkreiginge van een voordeelig Verdrag van Koophandel. Meester Simon van Assendelft, Pensionaris van Leiden, en Meester Andries Jakobszoon van Naarden, Pensionaris van Amsterdam, werden, nevens den Advokaat, ten deezen zelfden einde, naar Gend, aan de Landvoogdesse gezondenGa naar voetnoot(c); doch ik vind niet, dat 'er, dit jaar, iets met Zweeden geslooten werdt. |
|